Kerstdevotionals
13holland


12:31

Dromen van die nacht

Kerstdevotional met het Eerste Presidium 2020

zondag 6 december 2020

Vrediger kon de natuur het niet maken: het vallen van de nacht vroeg in de lente. Een heldere hemel waaraan de sterren eerst in tientallen, toen in honderdtallen en uiteindelijk met duizenden tegelijk verschenen. Herders met hun kudden vonden verkoeling van de hitte van de dag en rust van hun harde werk. Het enige ongebruikelijke – maar ook opmerkelijk mooie element in dit landelijke tafereel bevond zich in een stal op een heuvel dichtbij het dorp. Twee mensen zorgden daar knus voor een pasgeboren baby in een kribbe, en alleen een paar dieren getuigden van het wonder dat zij gezien hadden.

Deze drie, die geen vriend of gewillige gastheer in het overvolle Bethlehem vonden, waren ten eerste een mooie, jonge maagdelijke moeder, Maria genaamd (waarschijnlijk een jonge tiener, als de tradities van die dagen ook voor haar golden). Haar moed en uitzonderlijke geloof behoren tot de grootste voorbeelden van geloof in de Schriften. Ten tweede haar man, die Jozef heette, ouder dan zijn jeugdige vrouw. Hij moest per definitie wel de meest geloofsgetrouwe man op aarde zijn, daar hij een baby mocht opvoeden die niet zijn biologische zoon was, maar die uiteindelijk wel Jozefs geestelijke vader zou worden. Ten laatste, en het mooiste van alles, de baby Jezus die in doeken gewikkeld op het schoonste hooi lag dat een zorgzame vader bij elkaar kon halen.

Dat hier geen ruchtbaarheid aan gegeven werd, was ironisch daar er nog nooit een baby was geboren waarvan al zoveel bekend was, waar al zoveel over geschreven was en waarvan al zoveel verwacht werd. Kennis van wie en wat Hij was, raakte in de hemelse sferen bekend voordat er nog maar iemand geboren was! Als Eerstgeborene van de Vader1 werd Hij tot de Heiland van de wereld benoemd2 en voorgeordend om ‘het Lam [te zijn] dat geslacht is, van de grondlegging van de wereld af’.3 Later, maar wel vóór zijn geboorte, zou Hij de grote Jehova van het Oude Testament zijn. Hij hielp Noach om diens familie van de zondvloed te redden,4 en zag hoe Jozef zijn familie van de hongersnood redde.5 Hij was de gezaghebbende Jehova wiens namen onder andere zouden zijn ‘Wonderbaar, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst’.6 Hij was de Alfa en Omega7 in het grote plan van barmhartigheid, die uiteindelijk ‘een blijde boodschap [zou] brengen aan de zachtmoedigen. […] Om te verbinden de gebrokenen van hart, voor de gevangenen vrijlating uit te roepen en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis.’8

Uiteindelijk zou deze baby de wijnpers van verlossing volslagen alleen moeten treden, zonder een sterfelijke vriend die Hem zou steunen en zonder een hemelse vriend die dat kon. De Heiland zou de zonden en smarten van de sterfelijkheid op Zich nemen en zo de onbevattelijke gave van het heil schenken aan de hele menselijke familie, van Adam tot aan het eind van de wereld. Tijdens zijn hele reis zou Hij ‘de Herder en Opziener van [onze] zielen’9 zijn, ‘de grote Hogepriester van onze belijdenis’,10 de overvloedige ‘Bron van alle gerechtigheid’.11 Aan al die sterfelijke plichten en vereisten moest nog voldaan worden. Maar vannacht niet. Deze nacht niet. Nu was Hij gewoon een baby in de armen van een moeder die zielsveel van Hem hield, en beschut door een vader die zachtaardig en sterk was.

Spoedig zouden de herders komen, die de minste van alle aardse bezigheden en de armsten onder de arbeiders vertegenwoordigden. Later kwamen koningen, wijzen uit het oosten. Zij verzinnebeeldden de hoogste wereldse prestaties, en de rijkste mensen en beroepen. Bovenal – letterlijk bovenal – kwamen er engelen die zongen ‘Eer zij aan God in de hoogste hemelen’;12 een ware menigte van hemelse heerscharen die deze kleine baby die eindelijk naar de aarde was gekomen, loofde. Engelen hadden het pad naar de kribbe trouwens eeuwenlang gemarkeerd. Niet lang geleden had een engel Maria bezocht en op luisterrijke wijze aangekondigd waartoe zij uitverkoren was en wie zij mocht zijn.13 Een engel was bij Jozef gekomen om hem aan te sporen om met deze jonge vrouw, die op mysterieuze wijze al zwanger was, te trouwen. En Jozef had vol geloof direct aan het gebod gehoorzaamd.14 Na de geboorte zei een engel tegen het jonge paar dat ze moesten vluchten voor een slachtpartij die Herodes onder de onschuldigen zou verordineren. (Die kindjes waren de eerste christelijke martelaars in het Nieuwe Testament.) En de engel kwam ’t het echtpaar vertellen toen ze uit Egypte konden terugkeren, en zei dat ze zich niet in Bethlehem of zelfs Jeruzalem, maar in het afgelegen Nazareth moesten vestigen.15 Kennelijk wisten de engelen in de hemel veel beter dan de stervelingen op aarde wat deze geboorte betekende en wat de zending van dit kind was, namelijk ‘onze ziekten […] op Zich [te nemen], ons leed [te dragen], om onze overtredingen verwond, [en] om onze ongerechtigheden verbrijzeld [te worden]. [Om duidelijk te maken] dat de straf die ons de vrede aanbrengt, […] op Hem [was], en [dat] door Zijn striemen […] er voor ons genezing [is] gekomen’.16

Ik vind het veelzeggend dat al die gebeurtenissen zich in de nacht voordeden – de tijd waarin spieren zich ontspannen en we van vermoeidheid rusten, waarin gebeden worden uitgesproken, naar openbaring wordt uitgezien en goddelijke wezens veelal dichtbij zijn. In onze tijd kunnen kinderen hun ogen ’s avonds nauwelijks dichtdoen door de heerlijke opwinding over het feit dat het straks kerstochtend is. Hoe moeilijk een dag ook is geweest, onze mooie nachtelijke dromen kunnen alles goedmaken. Ouderling Parley P. Pratt schreef:

‘God heeft veel belangrijke instructies […] door dromen geopenbaard. […] De zenuwen [zijn dan] ontspannen en de gehele mensheid is tot stille [sluimer] bedaard, [en] de geestelijke organen […] spreken met de Godheid, […] engelen, en de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen.’17

In deze nacht van eerbiedige verwondering werden ‘de hoop en vrees van alles vlees’18 waarlijk in de dromen van Bethlehem vervuld.

Die nacht verscheen een held’re ster,

zo licht als nooit voordien.

Een blinde man kreeg in zijn slaap

een droom dat hij kon zien.

Die nacht hoorden de herders naar

het eng’lenkoor dat zong.

En ergens droomd’ een dove man

dat hij weer horen kon.

Die nacht in een bescheiden stal

lag ’t heil’ge kind en sliep.

Een kreupele draaide in zijn bed

en droomde dat hij weer liep.

Die nacht boog teder Maria zich

over ’t prachtige kindeke klein.

Een melaatse man had een heerlijke droom:

hij was genezen en rein.

Die nacht legde moeder Maria

de koning van ’t al in zijn bed.

Een hoer had voor ’t eerst een vredige droom:

zij was weer geheel zonder smet.

Die nacht lag rustig in een krib

Hij die ons redding gaf.

Een man die op zijn sterfbed lag,

droomde: er is geen graf.19

Als mijn kerstgeschenk aan u, laat ik u de dromen van Bethlehem. En dat doe ik in de naam van dat kindje dat al die dromen waar heeft gemaakt, namelijk Jezus Christus. Amen.