Kom en zie
De Kerk van Jezus Christus is altijd een zendingskerk geweest en zal dat ook altijd blijven.
Ik richt mij speciaal tot u die geen lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen bent. Ik zal een fundamentele vraag bespreken die velen van u misschien hebben: ‘Waarom willen heiligen der laatste dagen mij zo graag vertellen wat ze geloven en me uitnodigen om meer over hun kerk te weten te komen?’
Ik bid dat de Geest van de Heer mij zal helpen om het antwoord op deze belangrijke vraag effectief over te brengen en u zal helpen om het goed te begrijpen.
Een heilige opdracht
Toegewijde discipelen van Jezus Christus waren altijd dappere zendelingen en zullen dat altijd zijn. Een zendeling is een volgeling van Christus die van Hem als Verlosser getuigt en de waarheden van het evangelie verkondigt.
De Kerk van Jezus Christus is altijd een zendingskerk geweest en zal dat ook altijd blijven. Ieder lid van de kerk van de Heiland heeft de plechtige verplichting om mee te werken aan het vervullen van de heilige opdracht die de Heer aan zijn apostelen gaf en waarover we in het Nieuwe Testament kunnen lezen:
‘Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest,
‘hun lerend alles wat Ik u geboden heb in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding der wereld. Amen’ (Mattheüs 28:19–20).
Heiligen der laatste dagen nemen de taak om alle volken in alle landen over de Heer, Jezus Christus, en zijn herstelde evangelie te onderwijzen serieus. Wij geloven dat dezelfde kerk die de Heiland vroeger heeft gevestigd in de laatste dagen door Hem op de aarde is hersteld. De leer, de beginselen, het priesterschapsgezag, de verordeningen en de verbonden van zijn evangelie zijn nu in zijn kerk aanwezig.
Als wij u uitnodigen om met ons mee naar de kerk te gaan of naar de voltijdzendelingen te luisteren, dan proberen wij u geen product te verkopen. De leden van de kerk krijgen geen prijs of bonuspunten die hun een goed plekje in de hemel oplevert. En we proberen ook niet domweg het ledental van de kerk te vergroten. En bovenal proberen we u niet te dwingen om hetzelfde te geloven als wij. We nodigen u uit om naar de herstelde waarheden van het evangelie van Jezus Christus te luisteren, zodat u die met een gebed in uw hart kunt bestuderen en overwegen om voor uzelf te weten te komen of de dingen die we u vertellen waar zijn.
Sommigen van u zullen zeggen: ‘Maar ik geloof al in Jezus en volg zijn leringen,’ of: ‘Ik weet niet zeker of God wel bestaat.’ Met onze uitnodiging aan u willen we zeker niet afdoen aan uw religieuze traditie of beleving. Behoud alles wat u als waar, goed en prijzenswaardig beschouwt — en toets onze boodschap. Net zoals Jezus tot twee van zijn discipelen zei ‘Kom en zie!’ (Johannes 1:39), zo moedigen wij u aan om te komen en te zien of het herstelde evangelie van Jezus Christus datgene waar u al in gelooft vergroot en verrijkt.
Ja, wij zien het als een plechtige taak om deze boodschap naar iedere natie, geslacht, taal en volk te brengen. En dat doen we op het ogenblik met een groep van 88.000 voltijdzendelingen die in meer dan 150 soevereine staten over de hele wereld werken. Die opmerkelijke mannen en vrouwen bieden de leden van de kerk de hulp die zij nodig hebben om de taak die God hun heeft gegeven, namelijk het eeuwige evangelie van Jezus Christus verkondigen, te kunnen volbrengen (zie LV 68:1).
Meer dan een geestelijke plicht
Maar het enthousiasme waarmee we deze boodschap verkondigen wordt niet alleen ingegeven door de geestelijke plicht die wij hebben. Veeleer is ons verlangen om u over het herstelde evangelie van Jezus Christus te vertellen een weerspiegeling van hoe belangrijk deze waarheden voor ons zijn. Ik denk dat ik de reden waarom we zo enthousiast ons geloof aan u proberen uit te dragen het beste kan worden uitgelegd aan de hand van een ervaring die mijn vrouw en ik lang geleden met twee van onze zoons hadden.
Op zekere avond stonden Susan en ik voor een raam van ons huis en keken naar onze twee jongetjes die buiten aan het spelen waren. Tijdens hun avontuur raakte de jongste licht gewond door een ongelukje. We zagen al gauw dat het niet ernstig was en we besloten niet direct te hulp te snellen. We wilden nog even toekijken en zien of onze gezinsgesprekken over broederliefde waren doorgedrongen. Wat er toen gebeurde was zowel interessant als leerzaam.
De oudere broer troostte zijn broertje en hielp hem voorzichtig naar huis. Susan en ik waren dichtbij de keuken gaan staan, zodat we konden zien wat er nu ging gebeuren, en we stonden klaar om onmiddellijk in te grijpen als de schade groter bleek of als er iets ernstig mis zou gaan.
De oudste sleepte een stoel naar het aanrecht. Hij klom op de stoel, hielp zijn broertje op de stoel, draaide de kraan open en goot vervolgens een grote hoeveelheid afwasmiddel op de geschaafde arm van zijn broertje. Hij deed zijn best om de wond zachtjes schoon te maken. De reactie van zijn broertje op deze procedure kan slechts nauwkeurig worden beschreven met woorden uit de heilige Schriften: ‘En zij zullen reden hebben om te kermen en te wenen en te jammeren en hun tanden te knarsen’ (Mosiah 16:2). En dat joch kermde!
Toen het schoon boenen klaar was, werd de arm behoedzaam met een handdoek afgedroogd. Uiteindelijk hield het kermen op. Vervolgens klom de oudste op het aanrecht, deed een kastje open en vond een nieuwe tube medicinale zalf. Hoewel de schrammen van zijn broertje niet groot of ernstig waren, smeerde de oudste bijna alle zalf uit de tube over de hele gewonde arm uit. Er werd niet meer geschreeuwd en de jongste vond het verzachtende effect van de zalf duidelijk heel wat aangenamer dan het reinigende effect van het afwasmiddel.
De oudste keek weer in het kastje waar hij de zalf gevonden had en zag nu een nieuwe doos met steriel verband. Hij maakte verschillende verbanden open en wikkelde de verbanden helemaal om zijn broertjes arm — van de pols tot de elleboog. Nu dit spoedgeval verzorgd was, en de keuken rijkelijk was voorzien van zeepbellen, zalf en verband, sprongen de kleine jongens met een brede lach en een blij gezicht van de stoel af.
Wat er toen gebeurde is het belangrijkste. Het gewonde broertje pakte het overgebleven verband en de bijna lege tube zalf, en ging naar buiten. Hij zocht gauw zijn vriendjes op en begon hun armen met zalf en verband te verzorgen. Susan en ik waren getroffen door de oprechtheid, het enthousiasme en de snelheid van zijn reactie.
Waarom deed dat jongetje dat? Bedenk dat hij onmiddellijk, intuïtief aan zijn vrienden wilde geven wat hem had geholpen toen hij pijn had. Die kleine jongen hoefde niet aangemoedigd, uitgedaagd, voorgezegd of aangezet te worden tot handelen. Zijn verlangen om er anderen over te vertellen was het natuurlijke gevolg van een positieve, heilzame persoonlijke ervaring.
Velen van ons doen precies hetzelfde als we een behandeling of medicijn ontdekken waardoor pijn waarmee we al lang rondlopen wordt verlicht, of als we raad ontvangen waardoor wij problemen met moed onder ogen kunnen zien en moeilijkheden met geduld. Aan anderen dingen vertellen die waardevol voor ons zijn of ons gebaat hebben, is helemaal niet ongebruikelijk.
Dat patroon wordt vooral zichtbaar bij kwesties van groot geestelijk belang en met verreikende gevolgen. Zo gaat een verhaal in een boek met Schriftuur dat het Boek van Mormon heet over een droom die een profeet en leider van vroeger, genaamd Lehi, ontving. Het centrale element van Lehi’s droom is de boom des levens — een metafoor voor ‘de liefde Gods’, die ‘boven alles het begerenswaardigst’ is en ‘het vreugdevolst voor de ziel’ (1 Nephi 11:22–23; zie 1 Nephi 8:12, 15).
Lehi legde uit:
‘En het geschiedde dat ik erheen ging en van de vrucht daarvan nam; en ik bemerkte dat ze zeer zoet was, zoeter dan alles wat ik ooit had geproefd. Ja, en ik zag dat de vrucht daarvan wit was en alle witheid die ik ooit had gezien overtrof.
‘En toen ik van de vrucht daarvan nam, vervulde zij mijn ziel met een buitengewoon grote vreugde; daarom begon ik ernaar te verlangen dat mijn gezin er ook van zou nemen’ (1 Nephi 8:11–12; cursivering toegevoegd).
De grootste manifestatie van Gods liefde voor zijn kinderen is de sterfelijke bediening, het zoenoffer en de opstanding van onze Heer, Jezus Christus. De vrucht van de boom kan worden gezien als een symbool voor de zegeningen van de verzoening van de Heiland.
De onmiddellijke reactie van Lehi op het eten van de vrucht van de boom en het ervaren van grote vreugde was een toegenomen verlangen om haar aan zijn gezin te geven en hen te dienen. Zo wendde hij zich, toen hij zich tot Christus wendde, ook in liefde en dienstbaarheid tot zijn naasten.
In een ander gedeelte van het Boek van Mormon staat wat een man genaamd Enos overkwam, nadat zijn God zijn ernstige smeekgebed had gehoord en beantwoord.
Hij zei:
‘En mijn ziel hongerde; en ik knielde voor mijn Maker neer en ik riep Hem aan in machtig gebed en smeking voor mijn eigen ziel; en de gehele dag riep ik Hem aan; ja, en toen de avond viel, verhief ik mijn stem nog steeds, zodat zij tot de hemelen reikte.
‘En er kwam een stem tot mij, zeggende: Enos, uw zonden zijn u vergeven, en gij zult worden gezegend.
‘En ik, Enos, wist dat God niet kon liegen; daarom was mijn schuld weggevaagd.
‘En ik zeide: Heer, hoe is het geschied?
‘En Hij zeide tot mij: Door uw geloof in Christus, die gij nooit tevoren hebt gehoord of gezien. […] Welnu, ga heen, uw geloof heeft u gezond gemaakt.
‘Nu geschiedde het, toen ik deze woorden had gehoord, dat er een verlangen bij mij opkwam naar het welzijn van mijn broeders, de Nephieten; daarom stortte ik mijn gehele ziel voor God uit om hunnentwil’ (Enos 1:4–9; cursivering toegevoegd).
Toen Enos zich ‘met een volmaakt voornemen des harten’ (2 Nephi 31:13) tot de Heer wendde, nam zijn zorg voor het welzijn van zijn familie, vrienden en kennissen tegelijkertijd toe.
De blijvende les die we leren van deze twee verhalen is hoe belangrijk het is dat we de zegeningen van de verzoening persoonlijk ervaren als een voorwaarde voor diepe, authentieke dienstbaarheid die veel verder gaat dan ‘plichtmatig handelen’. Evenals Lehi, Enos en ons zoontje in het verhaal dat ik vertelde, hebben wij, de leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, de onrust gevoeld die bij geestelijke onzekerheid en zonde hoort. We hebben ook de reiniging ervaren, het kalme geweten, de geestelijke genezing en vernieuwing en de leiding die alleen verkrijgbaar zijn door de beginselen van het evangelie van de Heiland te leren kennen en na te leven.
De verzoening van Jezus Christus verschaft het reinigingsmiddel dat nodig is om rein en schoon te worden, de verzachtende zalf om geestelijke wonden te genezen en schuld weg te nemen, en de bescherming die ons in staat stelt om in goede en slechte tijden getrouw te blijven.
Absolute waarheid bestaat
Aan u, familieleden en vrienden die geen lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zijn, heb ik geprobeerd de fundamentele redenen waarom wij zendelingen zijn uit te leggen.
Hoewel de wereld alle absolute waarheden in toenemende mate minacht en afwijst, blijven ze onverminderd van kracht. Op een dag in de toekomst zal ‘elke knie’ zich buigen en ‘elke tong belijden dat Jezus Christus de Here is, tot heerlijkheid van God de Vader’ (Filippenzen 2:10–11). Jezus de Christus is absoluut de eniggeboren Zoon van de eeuwige Vader. Als leden van zijn kerk getuigen we dat Hij leeft en dat zijn kerk in deze laatste dagen in zijn volheid is hersteld.
De uitnodigingen die we u doen om onze boodschap te leren kennen en te toetsen, komen voort uit het positieve effect dat het evangelie van Jezus Christus op ons heeft. Soms zijn we wel eens onhandig, kortaf of zelfs onbuigzaam in onze verkondiging. We verlangen slechts u de waarheden te vertellen die heel veel voor ons betekenen.
Als een van de apostelen van de Heer getuig ik met alle energie van mijn ziel van zijn goddelijkheid en bestaan. En ik zeg tot u: ‘Kom en zie!’ (Johannes 1:39) In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.