Een zomer bij oudtante Rose
Ik bid dat geloof u bij iedere stap mag versterken op uw persoonlijke kleurrijke pad van het discipelschap.
Mijn lieve zusters en vriendinnen, ik vind het heerlijk om bij u te zijn, en ik ben dankbaar dat onze geliefde profeet, president Thomas S. Monson, bij ons is. President, we houden van u. Het bedroefd ons dat ons drie dierbare vrienden en ware apostelen van de Heer zijn ontvallen. We missen president Packer, ouderling Perry en ouderling Scott; we hebben hen lief. Onze gebeden zijn bij hun familie en vrienden.
Ik zie altijd uit naar dit deel van de conferentie. De prachtige muziek en de raad van geïnspireerde zusters zorgen dat de Geest overvloedig aanwezig is. Als ik bij u geweest ben, ben ik een beter mens.
Toen ik overwoog wat ik vandaag tegen u zou zeggen, moest ik denken aan de manier waarop de Heiland onderwees. Het is boeiend te zien hoe Hij de meest verheven waarheden met behulp van eenvoudige verhalen kon onderwijzen. Zijn gelijkenissen waren een uitnodiging aan zijn discipelen om waarheid niet alleen met hun verstand maar ook in hun hart te ontvangen, en eeuwige beginselen aan hun dagelijks leven te verbinden. Onze geliefde president Monson kan ook meesterlijk vanuit persoonlijke ervaring onderwijzen en ons hart raken.
Vanavond zal ook ik mijn boodschap brengen door mijn gedachten en gevoelens in de vorm van een verhaal over te brengen. Ik nodig u uit om met de Geest te luisteren. De Heilige Geest zal u helpen ontdekken welke boodschap er voor u in deze gelijkenis is.
Oudtante Rose
Het verhaal gaat over een meisje dat Eva heet. U moet twee belangrijke dingen over Eva weten. Ten eerste dat ze in dit verhaal elf jaar oud was. En ten tweede dat ze absoluut niet bij haar oudtante Rose wilde gaan logeren. Helemaal niet. Vergeet het maar.
Maar Eva’s moeder moest een operatie met een langdurige herstelperiode ondergaan. Dus stuurden Eva’s ouders haar naar oudtante Rose om daar de zomer door te brengen.
Volgens Eva waren er tientallen redenen waarom dit geen goed idee was. Ten eerste zou ze niet bij haar moeder zijn. En ze moest ook afscheid nemen van haar familie en vrienden. Bovendien kende ze oudtante Rose niet eens. Echt, ze had het prima naar haar zin waar ze nu was.
Maar geen enkel argument of draaien met haar ogen kon de beslissing veranderen. Dus Eva pakte haar koffer en maakte met haar vader de lange rit naar het huis van tante Rose.
Vanaf het moment dat Eva het huis betrad, had ze er een gruwelijke hekel aan.
Alles was oud! Het stond helemaal vol met oude boeken, flessen met vreemde kleuren en trommels met kralen, strikken en knopen.
Tante Rose woonde alleen; ze was nooit getrouwd geweest. De enige andere bewoner was een grijze kat die graag het hoogste punt in elke kamer opzocht, daar neerstreek en als een hongerige tijger naar alles beneden haar loerde.
Zelfs het huis leek eenzaam. Het lag op het platteland waar de huizen ver van elkaar staan. Binnen een kilometer van het huis woonde er niemand van Eva’s leeftijd. Daardoor voelde Eva zich ook eenzaam.
In het begin schonk ze niet veel aandacht aan tante Rose. Ze dacht vooral aan haar moeder. Soms lag ze ’s nachts wakker en bad met heel haar hart dat haar moeder beter zou worden. En hoewel dat niet meteen zo was, begon Eva te voelen dat God over haar moeder waakte.
Eindelijk hoorde ze dat de operatie een succes was en het enige wat Eva nu nog te doen stond was het tot het eind van de zomer uithouden. Maar ze had een hekel aan uithouden!
Nu ze rust had over haar moeder, kreeg Eva wat meer oog voor tante Rose. Ze was een grote vrouw — alles aan haar was groot: haar stem, haar glimlach, haar persoonlijkheid. Ze was niet zo goed meer ter been, maar ze zong en lachte altijd bij haar werk, en het geluid van haar lach vulde het huis. Iedere avond ging ze op haar harde sofa zitten, pakte haar Schriften en las hardop. En terwijl ze las, maakte ze soms opmerkingen, zoals ‘O, dat had hij niet moeten doen!’, of ‘Wat had ik daar graag bij willen zijn!’, of ‘Is dat niet het mooiste wat je ooit gehoord hebt!’ En elke avond als ze samen voor Eva’s bed knielden, sprak tante Rose zo’n prachtig gebed uit. Ze dankte hemelse Vader voor de Vlaamse gaaien en de fijnsparren, de zonsondergang en de sterren, en voor het ‘wonder van het leven’. Het klonk alsof Rose God als een vriend kende.
Na verloop van tijd deed Eva een verrassende ontdekking: tante Rose was misschien wel de gelukkigste persoon die ze ooit gekend had!
Maar hoe kon dat nou?
Wat had zij om blij mee te zijn?
Ze was nooit getrouwd, ze had geen kinderen, ze had geen gezelschap behalve die enge kat en ze had moeite met eenvoudige dingen zoals haar veters strikken en de trap oplopen.
Als ze naar het dorp ging, droeg ze een beschamend grote, kleurrijke hoed. Maar niemand lachte haar uit. In plaats daarvan kwamen mensen naar haar toe en wilden met haar praten. Rose was onderwijzeres geweest en het was niet ongebruikelijk dat oud-leerlingen, nu volwassen en met eigen kinderen, even tijd namen om met haar te praten. Ze bedankten haar dat ze zo’n goede invloed op hen had gehad. Ze lachten vaak. Soms huilden ze zelfs.
Naarmate de zomer vorderde, bracht Eva steeds meer tijd met Rose door. Ze maakten lange wandelingen en Eva leerde wat het verschil was tussen een mus en een vink. Ze plukte wilde vlierbessen en maakte jam van vijgencactussen. Ze hoorde over haar overgrootmoeder die haar dierbare vaderland had verlaten, over een oceaan was gevaren en over de vlakten had gelopen om bij de heiligen te zijn.
Al gauw deed Eva nog een ontstellende ontdekking: niet alleen was oudtante Rose een van de gelukkigste mensen die ze kende, maar Eva was zelf ook gelukkiger als ze bij haar was.
De zomerdagen gingen nu sneller voorbij. Voordat Eva het wist zei tante Rose dat de tijd naderde dat Eva weer naar huis zou gaan. Hoewel Eva vanaf de dag dat ze aangekomen was naar dat ogenblik had uitgezien, wist ze nu niet zeker wat ze daarvan vond. Ze besefte dat ze dit vreemde oude huis met de stalkende kat en haar geliefde tante Rose zou missen.
De dag voordat haar vader haar kwam ophalen, stelde Eva de vraag waarover ze wekenlang had nagedacht: ‘Tante Rose, waarom ben je zo gelukkig?’
Tante Rose keek haar vriendelijk aan en nam haar naar een schilderij in de voorkamer. Het was een geschenk van een getalenteerde, dierbare vriend.
‘Wat zie je daar?’, vroeg ze.
Eva had het schilderij wel eerder gezien, maar er nog niet heel goed naar gekeken. Een meisje in een pioniersjurkje huppelde over een helderblauw pad. Het gras en de bomen waren intens groen. Eva zei: ‘Het is een schilderij van een meisje.’ Het lijkt of ze huppelt.
‘Ja, het is een pioniersmeisje dat vrolijk huppelt’, zei tante Rose. ‘Ik denk dat de pioniers vaak donkere, sombere dagen meemaakten. Ze hadden het heel moeilijk. Dat kunnen wij ons niet voorstellen. Maar op dit schilderij ziet alles er vrolijk en hoopvol uit. Dat meisje springt op terwijl ze loopt; ze gaat voorwaarts en opwaarts.’
Eva was stil, dus tante Rose vervolgde: ‘Van alles gaat niet goed in het leven, dus iedereen kan zichzelf wel in de put van pessimisme en melancholie werken. Maar ik ken mensen die, zelfs als het leven niet zo liep als ze wilden, besloten om zich op de wonderen van het leven te richten. Dat zijn de gelukkigste mensen die ik ken.’
‘Maar’, zei Eva, ‘je kunt toch niet gewoon een knopje van verdriet naar blijdschap omzetten.’
‘Nee, misschien niet’, glimlachte tante Rose vriendelijk, ‘maar het was niet Gods plan dat we verdrietig zouden zijn. Hij wil dat wij gemoedsrust hebben! Dus als we op Hem vertrouwen, dan zal Hij ons de goede, lichte, hoopvolle dingen van het leven doen zien. En dan wordt de wereld echt mooier. Nee, het gebeurt niet in een seconde, maar zeg nou zelf, hoeveel goede dingen gebeuren in een seconde? Ik denk dat de beste dingen, zoals zelfgebakken brood of sinaasappeljam, geduld en werk vergen.’
Eva dacht even na en zei: ‘Misschien is het niet zo makkelijk voor mensen voor wie het leven niet zo perfect is.’
‘Lieve Eva, denk je dat mijn leven perfect is?’ Tante Rose zat met Eva op de goed gestoffeerde sofa. ‘Er was een tijd dat ik zo ontmoedigd was, dat ik niet wist waarom ik nog door zou gaan.’
‘Jij?’ vroeg Eva.
Tante Rose knikte. ‘Ik wilde zoveel bereiken in mijn leven.’ Er kwam een droefheid in haar stem die Eva nooit eerder had gehoord. ‘Het meeste daarvan is nooit gebeurd. Het ene verdriet na het andere. Op zekere dag besefte ik dat mijn leven er niet zo uit zou zien als ik gedacht had. Dat was een verdrietige dag. Ik stond op het punt om het op te geven en ellendig te worden.’
‘Wat heb je toen gedaan?’
‘Een hele tijd helemaal niets. Ik was alleen maar boos. Voor anderen was ik een monster.’ Toen lachte ze even, maar het was niet haar gebruikelijke, kamervullende lach. ‘Het is niet eerlijk’, was het refrein dat ik steeds in mijn hoofd afspeelde. Maar uiteindelijk ontdekte ik iets wat alles veranderde.
‘Wat was dat?’
‘Geloof’, zei tante Rose met een glimlach. ‘Ik ontdekte geloof. En geloof leidde tot hoop. En hoop en geloof gaven me het vertrouwen dat ik het ooit allemaal zal begrijpen; dat dankzij de Heiland alle onrecht recht gezet zal worden. Daarna zag ik dat het pad voor me niet zo troosteloos en saai was als ik dacht. Ik kreeg aandacht voor het heldere blauw, het grasgroen en het vurige rood, en ik besloot dat ik een keuze had: ik kon mijn hoofd laten hangen en mijn voeten voortslepen op de stoffige weg van zelfmedelijden, of ik kon een beetje geloof oefenen, een fleurige jurk aantrekken, in mijn dansschoenen stappen en al zingend over mijn levenspad huppelen.’ Nu huppelde haar stem zoals het meisje op het schilderij huppelde.
Tante Rose boog zich naar het tafeltje en legde haar versleten Schriften op haar schoot. ‘Ik denk niet dat ik een klinische depressie had. Ik weet niet of je jezelf daar uit kunt praten. Maar ik had mezelf wel heel ellendig gemaakt! Inderdaad had ik donkere dagen achter de rug, maar al mijn broeden en tobben ging daar geen verandering in brengen; dat maakte het alleen maar erger. Door hoop op de Heiland ontdekte ik dat mijn verhaal een gelukkig einde kon hebben, wat er ook in het verleden was gebeurd.
‘Hoe weet je dat?’ vroeg Eva.
Tante Rose zocht een bladzijde in haar bijbel op en zei: ‘Hier staat het:
“God […] zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volk zijn, en God zelf zal bij hen zijn en hun God zijn.
“En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.”’
Tante Rose keek naar Eva. Ze glimlachte breed terwijl ze met een lichte trilling in haar stem fluisterde: ‘Is dat niet het mooiste wat je ooit gehoord hebt?’
Het klonk inderdaad heel mooi, dacht Eva.
Tante Rose sloeg een paar bladzijden om en wees een vers aan dat Eva mocht lezen: ‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben.’
Tante Rose zei: ‘Waarom zouden we met zo’n heerlijke vooruitzicht opgeslokt raken in de dingen in verleden of heden die niet helemaal gaan zoals we het gepland hadden?’
Eva fronste haar wenkbrauwen. ‘Wacht eens even’, zei ze. ‘Zeg je dat gelukkig zijn betekent dat je alleen maar naar geluk in de toekomst uitkijkt? Komt al ons geluk in de eeuwigheid? Kunnen we nu niet wat geluk krijgen?’
‘Maar natuurlijk kan dat!’ riep tante Rose uit. ‘Lieve kind, nu is een deel van de eeuwigheid. Die begint niet na onze dood! Geloof en hoop houden in dat je je ogen opent voor het geluk dat je hebt.
‘Ik ken een gedicht waarin staat: “Voor altijd bestaat uit stukjes ‘Nu’.” Ik wilde niet dat mijn voor altijd uit duistere, angstige stukjes ‘nu’ zou bestaan. En ik wilde niet in een naargeestige bunker mijn tanden knarsen, mijn ogen sluiten en met wrok tot het bittere einde volharden. Mijn geloof gaf me de hoop die ik nodig had om nu met vreugde te leven!’
‘Wat heb je toen gedaan?’ vroeg Eva.
‘Ik oefende geloof in de beloften van God door mijn dagen met zinvolle zaken te vullen. Ik ging naar school. Ik volgde een opleiding. Daardoor had ik een carrière waar ik dol op was.’
Eva dacht hier even over na en zei: ‘Maar je was toch niet gelukkig doordat je het druk had? Er zijn veel mensen die het druk hebben maar niet gelukkig zijn.’
‘Hoe komt het dat je zo wijs bent voor je leeftijd?’ vroeg tante Rose. ‘Je hebt helemaal gelijk. En veel van die drukke mensen hebben vergeten wat er in de wereld het meest toe doet — waarvan Jezus heeft gezegd dat ’t het hart van het evangelie is.’
‘En wat is dat?’ vroeg Eva.
‘Het is liefde, de reine liefde van Christus’, zei tante Rose. ‘Weet je, al het andere in het evangelie — alle moeten en gij zult — leiden tot liefde. Als we God liefhebben, willen we Hem dienen. Wij willen zoals Hij worden. Als we van onze naasten houden, denken we minder aan onze eigen problemen en helpen we hen met hun problemen.
‘En maakt dat ons gelukkig?’ vroeg Eva.
Oudtante Rose knikte en glimlachte. Er kwamen tranen in haar ogen. ‘Ja, liefje. Dat maakt ons gelukkig.’
Nooit meer dezelfde
De volgende dag sloeg Eva haar armen om tante Rose heen en bedankte haar voor alles. Ze keerde naar huis, haar gezinsleden en haar vrienden terug.
Maar ze was niet meer dezelfde Eva.
Toen Eva ouder werd, dacht ze nog vaak over de woorden van tante Rose. Eva trouwde, had kinderen en een lang, heerlijk leven.
En op een dag stond ze in haar eigen huis en bewonderde een schilderij van een meisje in een pioniersjurkje dat over een helder blauw pad huppelde, en ze besefte dat ze even oud was als haar oudtante Rose in die opmerkelijke zomer.
Toen ze dat bedacht, kwam er een bijzonder gebed in haar hart op. En Eva was dankbaar voor haar leven, haar familie, het herstelde evangelie van Jezus Christus en voor die zomer zo lang geleden, toen tante Rose haar over hoop, geloof en liefde had geleerd.
Een zegen
Mijn geliefde zusters, mijn geliefde vriendinnen in Christus, ik hoop en bid dat iets in dit verhaal uw hart geraakt en uw ziel geïnspireerd heeft. Ik weet dat God leeft en dat Hij van ieder van u houdt.
Ik bid dat geloof u bij iedere stap mag versterken op uw persoonlijke kleurrijke pad van het discipelschap, dat hoop uw ogen zal openen voor de heerlijkheden die hemelse Vader voor u heeft, en dat liefde voor God en al zijn kinderen uw hart zal vervullen. Als apostel van de Heer laat ik u dit als mijn getuigenis en mijn zegen. In de heilige naam van onze Heiland, Jezus Christus. Amen.