Instituut
3 De gouden platen


‘De gouden platen’, Heiligen: de geschiedenis van De Kerk van Jezus Christus in de laatste dagen, deel 1, Het waarheidsvaandel, 1815–1846 (2018), hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3: ‘De gouden platen’

HOOFDSTUK 3

De gouden platen

Stenen kist

Drie jaar en drie oogstseizoenen gingen voorbij. Joseph was vrijwel dagelijks bezig met het ontginnen en omspitten van de grond, en werkte als boerenknecht om geld te verdienen voor de jaarlijkse afbetaling van de boerderij van zijn ouders. Omdat hij zo veel werkte, kon hij vaak niet naar school gaan en bracht hij zijn vrije tijd met zijn familie of met andere arbeiders door.

Joseph en zijn vrienden waren jong en zorgeloos. Ze deden soms domme dingen, en Joseph besefte dat eenmalig vergeving krijgen niet betekende dat hij zich nooit meer hoefde te bekeren. Evenmin beantwoordde zijn heerlijke visioen al zijn vragen, noch maakte het een einde aan zijn verwarring.1 Daarom deed hij zijn best om dicht bij God te blijven. Hij las de Bijbel, vertrouwde erop dat Jezus Christus de macht had om hem te redden, en gehoorzaamde Gods gebod dat hij zich bij geen enkele kerk mocht aansluiten.

Net als veel andere mensen in zijn omgeving, onder wie zijn vader, geloofde Joseph dat God zijn kinderen kennis openbaarde door middel van voorwerpen als roedes en stenen, zoals Hij dat voor Mozes, Aäron en andere Bijbelse figuren ook had gedaan.2 Toen Joseph op een dag een waterput hielp graven voor een buurman, vond hij diep onder de grond een kleine steen. Omdat hij wist dat mensen soms bijzondere stenen gebruikten om verloren voorwerpen of verborgen schatten te vinden, vroeg Joseph zich af of dit zo’n steen was. Toen hij erin keek, zag hij dingen die voor het natuurlijke oog onzichtbaar waren.3

Josephs familieleden waren onder de indruk van zijn gave om de steen te gebruiken. Ze beschouwden het als een teken van goddelijke begunstiging.4 Hoewel hij nu een begiftigd ziener was, wist Joseph nog steeds niet zeker of God tevreden over hem was. Hij kon de vergeving en gemoedsrust die hij na zijn visioen van de Vader en Zoon had ervaren, niet meer voelen. In plaats daarvan voelde hij zich dikwijls schuldig om zijn zwakheid en onvolmaaktheden.5


Op 21 september 1823 lag de 17-jarige Joseph wakker in de zolderkamer die hij met zijn broers deelde. Hij was die avond laat opgebleven om te horen wat de andere gezinsleden over verschillende kerken en hun leerstellingen zeiden. Iedereen sliep nu en het was stil in huis.6

In het donker begon Joseph te bidden en God vurig om vergeving van zijn zonden te smeken. Hij verlangde met een hemelse boodschapper te spreken om te weten wat zijn status voor het aangezicht van de Heer was, en om de kennis van het evangelie te ontvangen die hem in het bos was beloofd. Joseph wist dat God zijn gebeden al eens had verhoord, en hij was er vast van overtuigd dat Hij weer zou antwoorden.

Terwijl Joseph bad, verscheen er naast zijn bed een licht dat steeds helderder werd, tot het de hele zolder verlichtte. Joseph keek op en zag een engel in de lucht staan. De engel droeg een naadloos wit gewaad dat hem tot aan zijn polsen en enkels bedekte. Hij straalde licht uit en zijn gezicht schitterde als de bliksem.

Eerst was Joseph bang, maar al gauw kwam er gemoedsrust over hem. De engel noemde hem bij naam en stelde zichzelf voor als Moroni. Hij zei dat God zijn zonden had vergeven en dat Hij een werk voor hem had. Hij zei dat de naam van Joseph Smith onder alle volken zowel ten goede als ten kwade bekend zou zijn.7

Moroni vertelde dat er gouden platen in een nabijgelegen heuvel waren begraven. Op de platen was een kroniek gegraveerd van een volk dat lang geleden op het Amerikaanse vasteland woonde. De kroniek vertelde waar het volk vandaan kwam, en bevatte een verslag van het bezoek van Jezus Christus die hen in de volheid van zijn evangelie onderrichtte.8 Moroni zei dat er twee zienerstenen bij de platen waren begraven. Joseph noemde deze stenen later de Urim en Tummim, of uitleggers. De Heer had in deze stenen voorzien om het vertalen van de kroniek voor Joseph mogelijk te maken. De heldere stenen waren samen aan een borstplaat bevestigd.9

Verder citeerde Moroni profetieën uit de bijbelboeken Jesaja, Joël, Maleachi en Handelingen. Hij voorspelde ook de nakende komst van de Heer en legde uit dat de mensheid niet aan het doel van haar schepping zou voldoen tenzij Gods oude verbond werd hernieuwd.10 Moroni zei dat God Joseph had gekozen om het verbond te hernieuwen, en dat hij degene was die de kroniek op de platen zou openbaren, als hij ervoor koos trouw te blijven aan Gods geboden.11

Voor zijn vertrek gebood de engel Joseph om goed voor de platen te zorgen en ze aan niemand te laten zien, behalve als het hem werd geboden. Als hij deze raad niet gehoorzaamde, zou hij vernietigd worden. Toen trok het licht zich rond Moroni samen, waarna hij naar de hemel opvoer.12

Terwijl Joseph over het visioen lag na te denken, begon het in de kamer weer licht te worden. Moroni verscheen opnieuw en bracht dezelfde boodschap als voorheen. Daarna ging hij weer weg, maar hij verscheen nog een derde keer om zijn boodschap over te brengen.

‘Wees op je hoede’, zei hij. ‘Als je de platen gaat halen, zullen je gedachten met duisternis zijn vervuld, en allerlei kwade gedachten zullen in je opkomen om je ervan te weerhouden Gods geboden te gehoorzamen.’ Moroni spoorde Joseph aan om zijn vader over zijn visioenen te vertellen, zodat hij iemand had die hem steunde.

‘Hij zal ieder woord van wat je vertelt, geloven’, beloofde de engel.13


De volgende ochtend zei Joseph niets over Moroni, hoewel hij wist dat zijn vader ook in visioenen en engelen geloofde. In plaats daarvan ging hij de hele ochtend met Alvin graan oogsten op een nabijgelegen veld.

Het werk verliep moeizaam. Joseph probeerde het tempo van zijn broer te volgen terwijl ze hun zeis met een zwaaiende beweging door het graan haalden. Het bezoek van Moroni had hem echter de hele nacht wakker gehouden, en de gedachte aan de oude kroniek en de heuvel waarin hij was begraven, bleef in hem opkomen.

Al gauw stopte hij met werken. Alvin zag het en riep Joseph toe: ‘We moeten doorwerken, anders krijgen we ons werk niet af.’14

Joseph deed zijn best om harder en sneller te werken, maar hij kon Alvin maar niet bijhouden. Na een tijdje merkte Joseph sr. dat Joseph er bleek uitzag en dat hij opnieuw gestopt was. ‘Ga maar naar huis’, zei hij, in de veronderstelling dat zijn zoon ziek was.

Joseph gehoorzaamde zijn vader en liep moeizaam weer naar huis. Toen hij over een hek wilde springen, zakte hij echter uitgeput in elkaar.

Terwijl hij daar lag en weer op krachten probeerde te komen, zag hij opnieuw Moroni boven zijn hoofd staan, omgeven door licht. Hij vroeg: ‘Waarom heb je je vader niet verteld wat ik je heb verteld?’

Joseph zei dat hij bang was dat zijn vader hem niet zou geloven.

‘Hij zal je geloven’, verzekerde Moroni hem, waarop hij zijn boodschap van de vorige nacht nog een keer herhaalde.15


Joseph sr. huilde toen zijn zoon hem over de engel en diens boodschap vertelde. ‘Het was een visioen van God’, zei hij. ‘Geef er gehoor aan.’16

Joseph begaf zich onmiddellijk naar de heuvel. Hij wist waar hij naartoe moest gaan omdat Moroni hem die nacht in een visioen had getoond waar de platen waren verborgen. De heuvel was een van de grootste in de omgeving en hij lag op ongeveer vijf kilometer van zijn huis. De platen lagen begraven onder een grote, ronde steen op de westelijke flank van de heuvel, net onder de top.

Onderweg dacht Joseph over de platen na. Hoewel hij wist dat ze heilig waren, kon hij zich er niet van weerhouden zich af te vragen hoeveel ze waard waren. Hij had verhalen gehoord over verborgen schatten die door geesten werden bewaakt, maar Moroni en de platen die hij beschreven had, leken niet op die verhalen. Moroni was een hemelse boodschapper, door God aangewezen om de kroniek veilig aan een door Hem uitgekozen ziener te bezorgen. Bovendien waren de platen niet waardevol omdat ze van goud waren, maar omdat ze van Jezus Christus getuigden.

Toch kon Joseph zich niet van het idee ontdoen dat hij wist waar hij een schat kon vinden die een einde kon maken aan de armoede van zijn familie.17

Toen hij bij de heuvel kwam, vond Joseph de plek die hij in zijn visioen had gezien. Hij begon de steen uit te graven tot hij de randen ervan duidelijk kon zien. Vervolgens nam hij een dikke tak die hij als een hefboom gebruikte om de steen op te tillen en aan de kant te schuiven.18

Onder de steen lag een kist waarvan de bodem en de zijkanten van steen waren gemaakt. Joseph zag dat de gouden platen, de zienerstenen en de borstplaat erin lagen.19 De platen werden aan één zijde door drie ringen bij elkaar gehouden en er stonden oude tekens op. Iedere plaat was ongeveer 15 cm breed, 20 cm lang, en erg dun. Een deel van de platen was verzegeld zodat niemand kon lezen wat erop stond.20

Opnieuw vroeg Joseph zich verwonderd af hoeveel de platen waard waren. Hij strekte zijn hand ernaar uit, maar kreeg daarbij een schok. Geschrokken trok hij zijn hand terug. Nog twee keer strekte hij zijn hand uit naar de platen, maar telkens kreeg hij een schok.

‘Waarom mag ik dit boek niet aanraken?’, riep hij uit.

‘Omdat je Gods geboden niet hebt gehoorzaamd’, sprak een stem vlakbij.21

Joseph keerde zich om en zag Moroni. Meteen kwam de boodschap van de vorige nacht weer in hem op, en hij besefte dat hij het ware doel van de kroniek uit het oog had verloren. Hij begon te bidden, en zijn verstand en ziel werden met de Heilige Geest vervuld.

‘Kijk’, gebood Moroni. Een ander visioen ontvouwde zich voor Josephs ogen. Hij zag Satan, omringd door talloze legerscharen. De engel verklaarde: ‘Dit alles wordt je getoond, het goede en het kwade, het heilige en het onreine, de heerlijkheid van God en de macht van de duisternis, zodat je in het vervolg deze twee machten zult herkennen en nooit beïnvloed of overwonnen zult worden door de boze.’

Hij droeg Joseph op zijn hart te zuiveren en zijn verstand te versterken, zodat hij de kroniek in ontvangst kon nemen. ‘Als iemand deze heilige voorwerpen kan verkrijgen, gebeurt dat door gebed en door getrouwe gehoorzaamheid aan de Heer’, legde Moroni uit. ‘Ze liggen hier niet om iemand winst en wereldse rijkdom te bezorgen. Ze zijn door het gelovige gebed verzegeld.’22

Joseph vroeg wanneer hij de platen in bezit mocht nemen.

‘Op 22 september aanstaande, op voorwaarde dat je de juiste persoon meebrengt’, zei Moroni.

‘Wie is de juiste persoon?’ vroeg Joseph.

‘Je oudste broer.’23

Als kleine jongen wist Joseph al dat hij op zijn oudste broer kon vertrouwen. Alvin was inmiddels 25 jaar en had al een eigen boerderij kunnen bezitten. Hij had er echter voor gekozen om op de familieboerderij te blijven en zijn ouders, die al een dagje ouder werden, te helpen zich goed te vestigen. Hij was ernstig en werkte hard, en Joseph had enorm veel liefde en bewondering voor hem.24

Wellicht dacht Moroni dat Joseph behoefte had aan de wijsheid en kracht van zijn broer, zodat hij zich zo kon ontwikkelen dat de Heer de platen aan hem kon toevertrouwen.


Toen Joseph die avond thuiskwam, was hij erg moe. Zodra hij binnenkwam, liep het hele gezin echter nieuwsgierig op hem af om te horen wat hij bij de heuvel had gevonden. Joseph begon over de platen te vertellen, maar Alvin onderbrak hem toen hij zag hoe uitgeput Joseph was.

Hij zei: ‘Laten we naar bed gaan en vroeg opstaan om aan het werk te gaan.’ De volgende dag zou er voldoende tijd zijn om het vervolg van Josephs verhaal te horen. Hij zei: ‘Als moeder voor een vroege maaltijd zorgt, hebben we een lange avond en kunnen we allemaal samen naar jou luisteren.’25

De volgende avond vertelde Joseph wat er bij de heuvel was gebeurd, en Alvin geloofde hem. Alvin was de oudste zoon, en hij voelde zich verantwoordelijk voor de lichamelijke gezondheid van zijn ouders die al op leeftijd waren. Hij en zijn broers waren zelfs met de bouw van een groter huis begonnen om het leven van het gezin aangenamer te maken.

En nu zorgde Joseph voor hun geestelijk welzijn. Elke avond hield hij de familie in de ban met verhalen over de gouden platen en de mensen die erop hadden geschreven. Het gezin werd steeds hechter, en er heerste een vredige, gelukkige sfeer in huis. Iedereen had het gevoel dat er iets bijzonders te gebeuren stond.26

Op een herfstochtend, minder dan twee maanden na het bezoek van Moroni, kwam Alvin met hevige buikpijn thuis. Hij kromp ineen van de pijn en smeekte zijn vader om hulp te halen. De dokter kwam en gaf Alvin een grote dosis calcium, maar daardoor verergerde zijn toestand.

Dagenlang lag Alvin creperend van de pijn op bed. Hij wist dat hij waarschijnlijk ging sterven en riep Joseph bij zich. ‘Doe alles wat je kunt om de kronieken te krijgen’, zei Alvin. ‘Volg instructies nauwkeurig op en houd je aan elk gebod dat je gekregen hebt.’27

Kort daarop overleed hij, en het hele huis was in diepe rouw. Tijdens de begrafenis insinueerde een predikant dat Alvin naar de hel ging. Hij gebruikte Alvins overlijden om anderen te waarschuwen voor wat er met hen zou gebeuren tenzij God ingreep om hen te redden. Joseph sr. was woedend. Zijn zoon was een goede jongeman geweest, en hij geloofde niet dat God hem had vervloekt.28

Na de dood van Alvin werd er niet meer over de platen gesproken. Hij was zo enthousiast geweest over de goddelijke roeping van Joseph dat niemand erover kon praten zonder aan Alvins dood te denken. Dat konden ze niet verdragen.

Joseph miste Alvin vreselijk en had erg te lijden onder diens dood. Hij had erop gerekend dat zijn oudste broer hem zou helpen de platen te krijgen. Nu voelde hij zich verlaten.29


Toen eindelijk de dag aanbrak waarop hij naar de heuvel terugkeerde, ging Joseph alleen. Nu Alvin er niet meer was, wist hij niet zeker of de Heer hem de platen zou toevertrouwen. Hij meende echter dat hij alle geboden van de Heer kon gehoorzamen, zoals zijn broer hem had aangeraden. Moroni had duidelijk gezegd hoe hij de platen moest ophalen. ‘Pak ze vast, ga regelrecht naar huis en stop ze achter slot en grendel’, had de engel gezegd.30

Toen hij bij de heuvel was gekomen, wrikte Joseph de steen los en nam hij de platen uit de kist. Plots bedacht hij dat de andere voorwerpen in de kist kostbaar waren en dat hij ze moest verbergen voordat hij weer naar huis ging. Hij legde de platen neer en keerde zich om zodat hij de kist kon afdekken. Maar toen hij de platen weer wilde oppakken, waren ze verdwenen. In paniek viel hij op zijn knieën en smeekte hij om te weten te komen waar ze waren gebleven.

Moroni verscheen en vertelde Joseph dat hij er weer niet in geslaagd was de instructies te volgen. Hij had de platen niet alleen neergelegd in plaats van ze veilig op te bergen, hij had ze ook uit het oog verloren. De jonge ziener was wel bereid om het werk van de Heer te doen, maar hij was nog niet in staat de oude kroniek te beschermen.

Joseph had zichzelf teleurgesteld, maar Moroni droeg hem op om de platen over een jaar weer te komen ophalen. Hij leerde hem eveneens meer over het plan van de Heer met betrekking tot het koninkrijk van God en het grote werk dat op het punt stond een aanvang te nemen.

Desondanks liep Joseph na het vertrek van de engel ontgoocheld de heuvel af. Hij vroeg zich bezorgd af wat zijn familie zou denken als hij met lege handen thuiskwam.31 Hij ging naar binnen en zag dat iedereen op hem zat te wachten. Zijn vader vroeg meteen of hij de platen had meegebracht.

‘Nee’, zei hij. ‘Ik kon ze niet meenemen.’

‘Heb je ze gezien?’

‘Ik heb ze gezien, maar ik kon ze niet meenemen.’

‘Ik zou ze meegenomen hebben als ik in jouw plaats was geweest’, zei Joseph sr.

‘U weet niet wat u zegt’, zei Joseph. ‘Ik kon ze niet meenemen omdat de engel van de Heer het mij niet toeliet.’32

Noten

  1. Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 4–5, in JSP, H1:220 (versie 2); Joseph Smith History, circa Summer 1832, 1, in JSP, H1:11.

  2. ‘Joseph Smith as Revelator and Translator’, in JSP, MRB:xxi; Turley, Jensen en Ashurst-McGee, ‘Joseph the Seer’, 49–50; zie ook Mosiah 8:17; Alma 37:6–7, 41; en Leer en Verbonden 10:1, 4 (Revelation, Spring 1829, op josephsmithpapers.org).

  3. Bushman, Rough Stone Rolling, 48–49; Bushman, ‘Joseph Smith as Translator’, 242. Thema: Seer Stones (Zienerstenen)

  4. Lucy Mack Smith, History, 1845, 95; zie ook Alma 37:23.

  5. Joseph Smith History, circa Summer 1832, 4, in JSP, H1:13–14; Geschiedenis van Joseph Smith 1:28–29; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 5, in JSP, H1:218–220 (versie 2).

  6. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [10].

  7. Joseph Smith History, circa Summer 1832, 4, in JSP, H1:13–14; Geschiedenis van Joseph Smith 1:29–33; Joseph Smith History, 1838–56, deel A-1, 5, in JSP, H1:218–222 (versie 2); Pratt, Interesting Account, 6, in JSP, H1:524; Hyde, Ein Ruf aus der Wüste, 17–20. Thema: Angel Moroni (De engel Moroni)

  8. Joseph Smith, Journal, 9–11 november 1835, in JSP, J1:88.

  9. Geschiedenis van Joseph Smith 1:35; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 5, in JSP, H1:222 (versie 2); Joseph Smith History, circa Summer 1832, 4, in JSP, H1:14; Oliver Cowdery, ‘Letter IV’, LDS Messenger and Advocate, februari 1835, 1:65–67; Turley, Jensen en Ashurst-McGee, ‘Joseph the Seer’ 49–54; ‘Mormonism—No. II’,Tiffany’s Monthly, juli 1859, 164. Thema: Seer Stones (Zienerstenen)

  10. Geschiedenis van Joseph Smith 1:36–41; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 5–6, in JSP, H1:222–226 (versie 2); Joseph Smith, Journal, Nov. 9–11, 1835, in JSP, J1:88–89.

  11. Oliver Cowdery, ‘Letter IV’, LDS Messenger and Advocate, februari 1835, 1:78–79; Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [11].

  12. Geschiedenis van Joseph Smith 1:42–43; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 6, in JSP, H1:226 (versie 2).

  13. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [10]–[11]; Oliver Cowdery, ‘Letter IV’, LDS Messenger and Advocate, februari 1835, 1:79–80; Oliver Cowdery, ‘Letter VII’, LDS Messenger and Advocate, juli 1835, 1:156–157; Geschiedenis van Joseph Smith 1:44–46; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 6–7, in JSP, H1:230–232 (versie 2); Joseph Smith, Journal, 9–11 november 1835, in JSP, J1:88–89.

  14. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [11]; zie ook Smith, William Smith on Mormonism, 9.

  15. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [11]; Smith, Biographical Sketches, 82; Geschiedenis van Joseph Smith 1:48–49; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 7, in JSP, H1:230–232 (versie 2); Joseph Smith, Journal, 9–11 november 1835, in JSP, J1:89.

  16. Joseph Smith, Journal, 9–11 november 1835, in JSP, J1:89.

  17. Oliver Cowdery, ‘Letter VIII’, LDS Messenger and Advocate, oktober 1835, 2:195–197. Thema: Treasure Seeking (Schattenjacht)

  18. Oliver Cowdery, ‘Letter VIII’, LDS Messenger and Advocate, oktober 1835, 2:195–197; Geschiedenis van Joseph Smith 1:51–52; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 6–7, in JSP, H1:230–232 (versie 2); zie ook Packer, ‘A Study of the Hill Cumorah’, 7–10.

  19. Geschiedenis van Joseph Smith 1:52; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 7, in JSP, H1:232 (versie 2). Thema: Gold Plates (De gouden platen)

  20. Joseph Smith, ‘Church History’, Times and Seasons, 1 maart 1842, 3:707, in JSP, H1:495.

  21. Oliver Cowdery, ‘Letter VIII’, LDS Messenger and Advocate, oktober 1835, 2:197–198; zie ook Pratt, Interesting Account, 10, in JSP, H1:527–529.

  22. Oliver Cowdery, ‘Letter VIII’, LDS Messenger and Advocate, oktober 1835, 2:198–199.

  23. Knight, Reminiscences, 1; Joseph Smith, Journal, 9–11 november 1835, in JSP, J1:89; Geschiedenis van Joseph Smith 1:53–54; Joseph Smith History, 1838–56, volume A-1, 7, in JSP, H1:232–234 (versie 2); zie ook Jessee, ‘Joseph Knight’s Recollection of Early Mormon History’, 31.

  24. Joseph Smith, Journal, 23 augustus 1842, in JSP, J1:116–117.

  25. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 3, [12]; boek 4, [3]; Smith, Biographical Sketches, 83.

  26. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 4, [1]–[3]; Smith, Biographical Sketches, 86–87; zie ook Lucy Mack Smith, History, 1845, 89; en Bushman, Refinement of America, 425–427. Thema: Joseph Sr. and Lucy Mack Smith Family (Gezin van Joseph sr. en Lucy Mack Smith)

  27. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 4, [3]–[5].

  28. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 4, [6]–[8]; ‘Wm. B. Smith’s Last Statement’, Zion’s Ensign, 13 januari 1894, 6.

  29. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 4, [7]; Joseph Smith, Journal, 23 augustus 1842, in JSP, J2:116–117.

  30. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 4, [2]–[3].

  31. Lucy Mack Smith, History, 1844–1845, boek 4, [2]–[3]; Smith, Biographical Sketches, 85–86; Knight, Reminiscences, 1; Geschiedenis van Joseph Smith 1:54; Lucy Mack Smith, History, 1845, 88; zie ook Jessee, ‘Joseph Knight’s Recollection of Early Mormon History’, 31.

  32. Smith, Biographical Sketches, 86.