Een geschiedenis van tempels
In zowel de oudheid als in deze tijd heeft het verbondsvolk van de Heer de bouw van tempels opgevat als een specifieke taak die van hen vereist wordt.
Een speciaal gebouw
Het wezenlijke van een tempel is, en is dat van oudsher altijd geweest, een plek speciaal bestemd voor gewijde diensten; in beperkte zin is een tempel een gebouw, opgetrokken voor en uitsluitend gewijd aan heilige riten en ceremonies.
Het Latijnse templum stond gelijk met het Hebreeuwse beth Elohim, en duidde de verblijfplaats van de Godheid aan; daarom betekende het letterlijk het huis des Heren.
Zulke gebouwen zijn in veel verschillende tijdperken gebouwd, zowel door afgodendienaars als door de volgelingen van de ware en levende God. Terwijl de ruimte rondom zulke tempels gebruikt werd als plaats van algemene samenkomst en openbare plechtigheden, was er altijd een omsloten binnenplaats die slechts de gewijde priesters mochten betreden en waar, naar men beweerde, de godheid zijn tegenwoordigheid manifesteerde. Tempels zijn nooit als plaatsen van gewone openbare samenkomst beschouwd, maar als heilige omsloten ruimten, gewijd aan de allerplechtigste ceremoniële handelingen van het desbetreffende stelsel van eredienst.
De tabernakel van het oude Israël
In de oudheid onderscheidden de Israëlieten zich als de bouwers van heiligdommen voor de naam van de levende God. Dat werk werd uitdrukkelijk van hen verlangd door Jehova, die zij beweerden te dienen. De geschiedenis van Israël als natie dateert uit de tijd van de uittocht. Zodra ze waren ontsnapt uit de cultuur van Egyptische afgoderij, werd er van hen verwacht dat ze een heiligdom zouden bouwen waarin Jehova Zich zou manifesteren en Hij zijn wil als hun aangenomen Heer en Koning kenbaar zou maken.
De tabernakel was heilig voor Israël, als het heiligdom van Jehova. Hij was ontworpen volgens een geopenbaard plan en bestek. (Zie Exodus 26–27). Het was een stevige, draagbare constructie, en hoewel de tabernakel maar een tent was, was hij gemaakt van de beste en kostbaarste materialen die het volk bezat. Die voortreffelijkheid was een offer van het volk aan de Heer. Het was in elk opzicht het beste dat het volk kon geven, en Jehova heiligde de aangeboden gave door zijn goddelijke aanvaarding.
Nadat Israël in het beloofde land was gevestigd, toen het verbondsvolk na veertig jaren van omzwervingen in de woestijn tenslotte Kanaän in bezit had, kreeg de tabernakel een rustplaats in Silo. Daar gingen de stammen heen om de wil en het woord van God te vernemen. (Zie Jozua 18:1; 19:51; 21:2; Richteren 18:31; 1 Samuël 1:3, 24; 4:3–4). Later werd de tabernakel naar Gibeon overgebracht (zie 1 Kronieken 21:29; 2 Kronieken 1:3) en nog later naar de stad van David, oftewel Sion (zie 2 Samuël 6:12; 2 Kronieken 5:2).
Salomo’s tempel
David, de tweede koning van Israël, koesterde de wens en het plan om een huis voor de Heer te bouwen. Hij zei dat het niet gepast was dat hij, de koning, in een paleis van cederhout woonde, terwijl het heiligdom van God slechts een tent was (zie 2 Samuël 7:2). Maar de Heer wees bij monde van de profeet Natan het aangeboden offer af. Hoewel David, koning van Israël, in vele opzichten een man naar Gods hart was, had hij gezondigd; en zijn zonde was hem nog niet vergeven. (Zie 2 Samuël 7:1–13; 1 Kronieken 28:2–3.) Desondanks kreeg David toestemming om het materiaal bijeen te brengen voor het huis des Heren, welk gebouw niet hij maar zijn zoon Salomo zou oprichten.
Spoedig nadat Salomo de troon had bestegen, ging hij aan het werk. Hij legde de fundering in het vierde jaar van zijn regering, en het gebouw was binnen zeven en een half jaar voltooid. De bouw van de tempel van Salomo was een uitermate gewichtige gebeurtenis, niet alleen in de geschiedenis van Israël, maar ook in die van de wereld.
Volgens de algemeen aanvaarde chronologie werd de tempel ongeveer in 1005 v.C. voltooid. Qua architectuur en constructie, ontwerp en kosten, staat hij bekend als een van de opmerkelijkste bouwwerken in de geschiedenis. De inwijdingsdiensten duurden zeven dagen — een week van heilig vreugdebetoon in Israël. De genadige aanvaarding door de Heer manifesteerde zich in de wolk die de heilige vertrekken vervulde toen de priesters zich terugtrokken, ‘want de heerlijkheid des Heren had het huis Gods vervuld.’ (2 Kronieken 5:14; zie ook Exodus 40:35; 2 Kronieken 7:1–2.)
Ontheiliging van Salomo’s tempel
De enorme roem van dit prachtige bouwwerk was van korte duur. Vierendertig jaar na de inwijding, en slechts vijf jaar na de dood van Salomo, begon het verval, dat spoedig ontaardde in algemene plundering en uiteindelijk zelfs in ontheiliging. Salomo was door de listen van afgodische vrouwen op het verkeerde pad gebracht, en zijn eigenzinnige optreden had onrechtvaardigheid in Israël gekweekt. De tempel verloor al snel zijn heiligheid en Jehova onttrok zijn beschermende tegenwoordigheid aan de plaats die niet langer heilig was.
De Heer stond toe dat de Egyptenaren, van wie het volk was bevrijd, Israël weer onderdrukten. Sisak, koning van Egypte, veroverde Jeruzalem, en ‘hij nam de schatten van het huis des Heren’ (1 Koningen 14:25–26). Het proces van ontheiliging bleef eeuwenlang voortduren. 216 jaar na de plundering door de Egyptenaren, verwijderde Achaz, koning van Juda, het altaar en de vont en liet slechts een gewoon gebouw achter dat eens tempel was geweest. (Zie 2 Koningen 16:7–9, 17–18; zie ook 2 Kronieken 28:24–25.) Later voltooide Nebukadnessar, koning van Babylon, de plundering van de tempel en vernietigde het gebouw door vuur. (Zie 2 Kronieken 36:18–19; zie ook 2 Koningen 24:13; 25:9.)
De tempel van Zerubbabel
Daardoor had Israël, ongeveer zeshonderd jaar voor de komst van onze Heer op de aarde, geen tempel meer. De mensen waren afgodisch en goddeloos geworden, en de Heer verwierp hen en hun heiligdommen. Het koninkrijk Israël, dat ongeveer tien van de twaalf stammen omvatte, werd omstreeks 721 v.C. door Assyrië onderworpen en een eeuw later werd het koninkrijk Juda door de Babyloniërs onderworpen. Zeventig jaar lang bleef het volk van Juda — daarna bekend als Joden — in ballingschap, zoals voorspeld (zie Jeremia 25:11–12; 29:10).
Daarna, onder de welwillende regering van Kores (zie Ezra 1, 2) en Darius (zie Ezra 6) kregen ze toestemming om naar Jeruzalem terug te keren en overeenkomstig hun geloof opnieuw een tempel te bouwen. Als aandenken aan de leider van de bouw, staat de herbouwde tempel in de geschiedenis bekend als de tempel van Zerubbabel. Hoewel deze tempel qua afwerking en meubilair veel minder was dan de prachtige tempel van Salomo, had het volk geen betere kunnen bouwen. De Heer aanvaardde hem als een offer dat de liefde en de toewijding van de verbondskinderen symboliseerde.
De tempel van Herodus
Zo’n zestien jaar voor de geboorte van Christus begon Herodes I, koning van Judea, met de herbouw van de tempel van Zerubbabel, die toen in een staat van algemeen verval verkeerde. Vijf eeuwen lang had het bouwwerk er gestaan en de tand des tijds had er ongetwijfeld aan geknaagd.
Vele gebeurtenissen in het aardse leven van de Heiland zijn met de tempel van Herodes verbonden. Uit de Schriften blijkt duidelijk dat Christus gekant was tegen het misbruik van de tempel voor minderwaardige en commerciële doeleinden, en dat Hij het heilige karakter van het tempelterrein erkende. Hoe de tempel ook genoemd werd, voor Hem was hij het huis des Heren.
De volledige verwoesting van de tempel was door onze Heer voorspeld toen Hij nog op de aarde leefde. (Zie Matteüs 24:1–2; Marcus 13:1–2; Lucas 21:6.) In het jaar 70 n.C. ging de tempel volledig in vlammen op, toen de Romeinen onder Titus Jeruzalem veroverden.
Tempels in het oude Amerika
De tempel van Herodes was de laatste tempel die op het oostelijk halfrond werd gebouwd. Sedert de verwoesting van dat grootse bouwwerk tot aan de herstelling van de Kerk van Jezus Christus in de negentiende eeuw is het enige verslag over tempelbouw in het Boek van Mormon te vinden. Dat bevestigt het feit dat er op het Amerikaanse vasteland tempels zijn gebouwd. We hebben echter weinig bijzonderheden over de constructie en nog minder informatie over de verordeningen die in deze tempels in het westen werden verricht. Het volk bouwde omstreeks 570 v.C. een tempel die, voor zover we weten, naar het voorbeeld van de tempel van Salomo werd gebouwd, maar lang zo mooi niet was als dat prachtige en dure gebouw (zie 2 Nephi 5:16).
Toen de herrezen Heiland zich op het westelijk halfrond aan de Nephieten openbaarde, zag Hij dat ze zich bij de tempel hadden verzameld (zie 3 Nephi 11:1–10).
Maar in het Boek van Mormon wordt later geen melding meer gemaakt van tempels, zelfs niet ten tijde van de verwoesting van de tempel in Jeruzalem. Bovendien kwam er zo’n vier eeuwen na Christus een einde aan het Nephitische volk. Het is daarom duidelijk dat in de beginperiode van de afval tempels op beide halfronden ophielden te bestaan, en dat zelfs het begrip tempel onder de mensen verdween.
Afval en herstelling
Vele eeuwen lang werd de Heer geen heiligdom geboden; het leek wel of de mensen er de noodzaak niet van inzagen. Er werden wel veel kerken gebouwd, de meeste kostbaar en groot. Enkele daarvan werden opgedragen aan Petrus en Paulus, aan Jakobus en Johannes; anderen aan Magdalena en aan de Maagd; maar niet een ervan werd met het juiste gezag en ter ere van Jezus de Christus gebouwd. Onder de vele kapellen en heiligdommen, kerken en kathedralen, had de Zoon des Mensen geen enkele plek die Hij de zijne kon noemen.
Pas toen het evangelie in de negentiende eeuw was hersteld, met zijn machten en voorrechten vanouds, werd het heilige priesterschap weer onder de mensen geopenbaard. En we mogen niet vergeten dat het gezag om in de naam van God te spreken en te handelen onmisbaar is voor een tempel, en dat een tempel zonder het heilige gezag van het priesterschap nutteloos is. Door middel van Joseph Smith werd het oude evangelie op aarde teruggebracht en werd de oude wet opnieuw gevestigd. Door de bediening van de profeet werd De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen georganiseerd en door manifestaties van goddelijke macht gevestigd.
Hedendaagse tempels
De kerk begon al in de eerste dagen van haar geschiedenis voorbereidingen te treffen voor de bouw van een tempel. (Zie Leer en Verbonden 36:8; 42:36; 133:2). Op de eerste dag in juni 1833 gebood de Heer in een openbaring aan de profeet Joseph Smith dat er onmiddellijk met de bouw van een heilig huis moest worden begonnen. Hij beloofde dat Hij zijn uitverkoren dienstknechten met macht en gezag zou begiftigen (zie Leer en Verbonden 95). De mensen gaven gewillig en toegewijd gehoor aan de oproep. Ondanks verschrikkelijke armoede en meedogenloze vervolging werd het werk voltooid, en in maart 1836 werd in Kirtland (Ohio) de eerste tempel van deze tijd ingewijd (zie Leer en Verbonden 109). De inwijdingsdiensten werden gekenmerkt door goddelijke manifestaties, die te vergelijken waren met die in de eerste tempel in de oudheid. Bij latere gelegenheden verschenen er hemelse wezens in de heilige vertrekken, met openbaringen van de wil van God aan de mens. In die tempel werd de Heer Jezus weer gezien en gehoord (zie Leer en Verbonden 110:1–10).
Binnen twee jaar na de inwijding werd de Kirtlandtempel achtergelaten door de mensen die hem hadden gebouwd. Door de vervolgingen werden ze gedwongen om te vluchten, en met hun vertrek werd de heilige tempel een gewoon gebouw.
De volksverhuizing van de heiligen der laatste dagen ging eerst naar Missouri en later naar Nauvoo (Illinois). Vlak na de vestiging in hun nieuwe woonplaats kregen ze door middel van openbaring te horen dat ze opnieuw een huis des Heren moesten bouwen.
Hoewel het duidelijk was dat het volk weer gedwongen zou worden om te vluchten, en hoewel ze wisten dat de tempel vlak na voltooiing achtergelaten zou moeten worden, werkten ze met alle macht en ijver om het gebouw voltooien en het behoorlijk in te richten. Het gebouw werd op 30 april 1846 ingewijd, maar voordat het was voltooid, begon de uittocht van de mensen al.
De tempel werd achtergelaten door de mensen die hem in armoede en met veel offers hadden gebouwd. In november 1848 viel het gebouw ten prooi aan brandstichting en in mei 1850 sloopte een tornado wat er van de zwartgeblakerde muren was overgebleven.
Op 24 juli 1847 vestigden de mormoonse pioniers een nederzetting die nu Salt Lake City wordt genoemd. Enkele dagen later wees Brigham Young, hun profeet en leider, een terrein aan in de slechts met alsem begroeide woestenij. Terwijl hij met zijn staf op de dorre grond sloeg, zei hij: ‘Hier komt de tempel van onze God te staan.’ Dat terrein is nu het prachtige Temple Square, waaromheen de stad is gegroeid. De bouw van de Salt Laketempel nam veertig jaar in beslag. De deksteen werd op 6 april 1892 gelegd, en een jaar later werd de tempel ingewijd.
Een goddelijke opdracht
In de oudheid en in onze tijd heeft het verbondsvolk de bouw van tempels beschouwd als een taak die speciaal van hen vereist werd. Het is duidelijk dat een tempel meer is dan een kapel of kerk, meer dan een synagoge of kathedraal. Een tempel is een huis des Heren, gewijd aan de nauwe verbondenheid tussen de Heer en het heilig priesterschap, en toegewijd aan de hoogste en heiligste verordeningen. Bovendien, om een heilige tempel te zijn — door God aanvaard en erkend als zijn huis — moet er om het offer gevraagd zijn en moeten zowel de gift als de gever waardig zijn.
De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen verklaart dat zij het heilige priesterschap bezit, dat op aarde is teruggebracht, met de goddelijke opdracht om tempels te bouwen en te onderhouden die gewijd zijn aan de naam en de dienst van de ware en levende God, en om binnen de muren van die heilige gebouwen de verordeningen van het priesterschap te verrichten, die zowel op aarde als aan de andere kant van de sluier bindend zijn.