Kerkleerbeheersing: 2 Nephi 28:30

‘Regel op regel, voorschrift op voorschrift’

In een vorige les, ‘2 Nephi 28:27–32’, heb je 2 Nephi 28:30 bestudeerd. Je hebt geleerd dat God waarheid regel op regel openbaart aan hen die zich daarvoor openstellen. In deze les ga je de tekstverwijzing en kerngedachte van 2 Nephi 28:30 uit het hoofd leren, de leer erin uitleggen, en beginselen voor het verkrijgen van geestelijke kennis op praktijksituaties toepassen.

Uit het hoofd leren en uitleggen

Om de kerngedachte van 2 Nephi 28:30 uit het hoofd te leren, teken je vier horizontale lijnen in je studiedagboek die eruitzien als een trap.

Noteer nu de kerngedachte en tekstverwijzing als volgt op die lijnen:

Bedenk hoe een trap je doet beseffen dat God ons ‘regel op regel’ onderwijst.

Zeg deze tekstverwijzing en kerngedachte net zo vaak op tot je ze uit het hoofd kent.

In een vorige les, ‘2 Nephi 28:27–32’, heb je geleerd dat God waarheid regel op regel openbaart aan hen die ervoor openstaan. Denk over de volgende vragen na en doe de volgende schrijfopdracht om je te helpen deze waarheid uit te leggen:

• Wat denk je dat ‘regel op regel’ betekent?

• Hoe kan het ontvangen van de waarheid die God ons al heeft gegeven ons leren om meer te ontvangen?

1. Doe de volgende activiteit:

   Kies een van deze situaties waarin iemand wellicht hulp van God nodig heeft:

   1. Advies nodig hebben over een actueel probleem.

   2. Verlangen naar een sterkere band met de Heiland.

   3. Patriarchale zegen beter willen begrijpen.

   Schrijf kort op wat je leert van 2 Nephi 28:30 voor de situatie die je gekozen hebt.

Praktische toepassing

Denk aan twee of drie woorden of zinnen die naar jouw idee het beste beschrijven wat we van de beginselen van geestelijke kennis verkrijgen leren. Waarom heb je die woorden gekozen?

Neem zo nodig alinea 5–12 van ‘Geestelijke kennis verkrijgen’ in het Basisdocument kerkleerbeheersing (2022) door.

Lees de volgende twee scenario’s door over jongeren uit dezelfde wijk die een vasten-en-getuigenisdienst bijwonen. Ieder van hen heeft tijdens de dienst andere gedachten.

1. Thomas vraagt zich af wat er mis met hem is. Hij gelooft in God en dat De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen waar is. Maar hij heeft het idee dat zijn getuigenis zwak is vergeleken met dat van andere leden van de wijk. Hij vraagt zich af of hij ooit zelf alles kan weten waarvan anderen getuigen.

2. Tijdens de dienst stopt Liz met luisteren naar de getuigenissen. Ze denkt bij zichzelf: ik heb alles al gehoord wat ze zeggen en ik weet al dat het allemaal waar is. Ze heeft ook minder zin om in de Schriften te lezen en naar het seminarie te gaan, omdat ze vindt dat haar getuigenis al sterk genoeg is.

2. Doe de volgende opdracht en kies daarbij een van de voorgaande scenario’s:

   Beschrijf hoe je elk beginsel van het verkrijgen van geestelijke kennis zou gebruiken om Thomas of Liz in hun situatie te helpen. De volgende vragen kunnen je daarbij helpen.

In geloof handelen

• Wat kun je uit deze alinea aanhalen om Thomas of Liz te helpen in geloof te handelen?

• Hoe kunnen de waarheden uit 2 Nephi 28:30 Thomas of Liz helpen in geloof te handelen?

Ideeën en vragen vanuit een eeuwig perspectief onderzoeken

• Wat kun je aan de hand van 2 Nephi 28:30 aan Thomas of Liz meegeven, zodat ze hun situatie meer zien zoals de Heer dat doet?

• Welke andere waarheden kun je bespreken om ze hun zorgen vanuit een eeuwig perspectief te laten bekijken?

• Wat weet je over God, waardoor ze zichzelf kunnen leren zien zoals Hij dat doet?

Naar meer inzicht streven met behulp van bronnen die God heeft aangewezen

• Waarom kan het voor Thomas of Liz nuttig zijn om met hun ouders of kerkleiders over hun gedachten te praten?

• Welke verzen of verhalen uit de Schriften kunnen daarbij helpen?