‘13–19 juli. Alma 32–35: Zaai “dit woord in uw hart”’, Kom dan en volg Mij – voor het jeugdwerk: Boek van Mormon 2020 (2020)
‘13–19 juli. Alma 32–35’, Kom dan en volg Mij – voor het jeugdwerk: 2020
13–19 juli
Alma 32–35
Zaai ‘dit woord in uw hart’
Bestudeer Alma 32–35 onder gebed en met de kinderen die u onderwijst in gedachte. Dan zullen de lesideeën en ingevingen vanzelf komen. Schrijf die ingevingen op en breng ze in praktijk.
Schrijf uw ingevingen op
Meedoen stimuleren
Leg de namen van de kinderen in een bakje. Laat iemand een naam uit het bakje halen, en laat dat kind vertellen wat het de laatste tijd uit het Boek van Mormon heeft geleerd. Herhaal dat tot elk kind aan de beurt is geweest, maar verplicht niemand om iets te vertellen.
Kleine kinderen in de leer onderwijzen
Ik kan mijn geloof in Jezus Christus laten groeien.
Zaadjes, bomen en vruchten zijn alledaagse dingen die als metafoor kunnen dienen voor abstracte beginselen als geloof en getuigenis. Hoe kunt u de kinderen onderwijzen aan de hand van Alma’s gelijkenis?
Mogelijke activiteiten
-
Vat Alma 32:28–43 samen. U kunt daarvoor ‘Hoofdstuk 29: Alma spreekt over geloof en het woord van God’ (Verhalen uit het Boek van Mormon, 81) gebruiken. Laat foto’s van verschillende groeistadia van een plant zien. Vraag de kinderen om de foto’s in de juiste volgorde te zetten (zie de afbeeldingen op de doe-pagina van deze week). Leg uit dat ons getuigenis groeit als we het evangelie naleven. Eerst is het zo klein als een zaadje, maar het kan tot een grote boom uitgroeien.
-
Laat een zaadje zien, en lees de eerste regels van Alma 32:28 voor. Leg uit dat het woord van God als een zaadje is. Vraag de kinderen hoe we een zaadje kunnen laten groeien. Laat de kinderen doen alsof ze een zaadje planten, water geven en laten groeien. Wijs erop dat we een zaadje niet kunnen zien als het is geplant, maar dat we weten dat het er is en dat het groeit. Evenzo kunnen we onze hemelse Vader en Jezus Christus niet zien, maar we weten dat Ze bestaan en van ons houden. Bedenk samen manieren waarop de kinderen hun geloof in Jezus Christus kunnen laten groeien.
-
Teken een boom op het bord. Laat de kinderen er een blad of vrucht aan tekenen als ze iets hebben bedacht wat hun geloof in Jezus Christus kan laten groeien. Laat ze hun ideeën met eenvoudige gebaren uitbeelden.
Mijn hemelse Vader hoort mij als ik bid.
De Zoramieten baden één keer per week en gebruikten daarbij altijd dezelfde woorden (zie Alma 31:22–23). Alma en Amulek zeiden dat we altijd kunnen bidden voor al onze geestelijke of lichamelijke behoeften.
Mogelijke activiteiten
-
Lees enkele zinsneden uit Alma 33:4–11 voor waarin staat waar we kunnen bidden, en laat de kinderen bedenken waar ze kunnen bidden. Laat ze vervolgens een tekening maken van zichzelf terwijl ze op die plek bidden. Getuig dat ze om het even waar kunnen bidden, ook als ze in stilte bidden.
-
Lees enkele zinsneden uit Alma 34:17–27 voor waarin staat waarvoor we kunnen bidden. Bedenk samen wat de kinderen in gebed tegen hun hemelse Vader kunnen zeggen, en laat ze dat tekenen. Getuig dat ze over alles wat ze denken of voelen met hun hemelse Vader kunnen praten. Vertel over een situatie waarin uw hemelse Vader uw gebeden heeft gehoord.
-
Zing een liedje over het gebed, zoals ‘Gebed van een kind’of ‘Wij buigen stil ons hoofdje nu’ (Kinderliedjes, 6–7, 18). Vraag de kinderen wat we in dat liedje over het gebed te weten komen.
Grote kinderen in de leer onderwijzen
Als ik nederig ben, kan de Heer mij onderwijzen.
Alma en Amulek konden de nederige Zoramieten onderwijzen die klaar waren om het woord van God te ontvangen. Hoe kunt u de kinderen aanmoedigen om nederig te zijn?
Mogelijke activiteiten
-
Vraag de kinderen wat ze vorige week over de Zoramieten hebben geleerd (zie Alma 31:8–24). Herinner hen eraan dat Alma zich zorgen maakte over hun hoogmoed (zie Alma 31:24–28). Lees samen Alma 32:1–5, en laat de kinderen samenvatten wat er met de arme Zoramieten was gebeurd. Laat de kinderen in de verzen 12–13 opzoeken waarom Alma het een goede zaak vond dat deze Zoramieten uit hun synagogen (of kerken) waren verdreven. Welke zegeningen vloeien voort uit nederigheid?
-
Zoek samen een definitie van nederig of nederigheid in de Gids bij de Schriften of in een woordenboek. Wat kunnen we in Alma 32:13–16 nog meer over deze woorden te weten komen? Laat ze manieren bedenken om de volgende zin aan te vullen: ‘Ik ben nederig als ik .’
Mijn getuigenis van Jezus Christus groeit als ik het voed.
Bedenk samen manieren waarop de kinderen het woord van God in hun hart kunnen ‘planten’.
Mogelijke activiteiten
-
Laat iets hards of stevigs (zoals een steen) zien dat een verhard of hoogmoedig hart voorstelt, en iets zachts (zoals aarde) dat een zacht of nederig hart voorstelt. Laat de kinderen voelen. Toon daarna een zaadje dat het woord van God voorstelt. Laat de kinderen proberen het zaadje in de steen en in de aarde te duwen. Lees samen Alma 32:27–28. Bespreek wat het inhoudt om in ons hart ‘plaats in [te] ruimen’ (vers 27) voor het woord van God.
-
Lees samen Alma 32:26–43. Stop af en toe zodat de kinderen het zaadje of de plant kunnen tekenen. Bijvoorbeeld: een zaadje (vers 28), een plantje (vers 30) en een volgroeide plant die vruchten draagt (vers 37). Moedig de kinderen aan om hun tekening te benoemen met woorden uit Alma 32. In welk opzicht lijkt het voeden van een zaadje op het voeden van ons getuigenis van Jezus Christus? Hoe kunnen wij ons getuigenis voeden? Laat de kinderen nadenken over hun groeiend getuigenis en laat ze bedenken hoe ze het kunnen voeden.
Mijn hemelse Vader hoort mij als ik bid.
De Zoramieten hadden een verkeerd beeld van het gebed, en dat zien we nu soms ook nog. Alma en Amulek predikten krachtige waarheden om die misvattingen uit de wereld te helpen.
Mogelijke activiteiten
-
Zoek samen in Alma 33:2–11 naar belangrijke woorden en zinsneden over het gebed die worden herhaald. Wat leren we uit die woorden en zinsneden over het gebed?
-
Maak samen met de kinderen een lijstje met situaties waarin ze kunnen bidden. Denk aan situaties die in Alma 33:4–10 en 34:17–27 staan, en situaties uit hun eigen leven. Vraag de kinderen of ze weleens hebben gevoeld dat God hun gebeden verhoorde. Laat ze hierover eventueel vertellen.
Thuisstudie stimuleren
Geef de kinderen zo mogelijk wat zaadjes mee naar huis om te planten, zodat ze eraan denken om hun getuigenis van Jezus Christus te laten groeien. Moedig ze aan om thuis te vertellen wat ze hebben geleerd over geloof in Jezus Christus oefenen.