‘Les 12: Tijd en kalender’, EnglishConnect 1 voor beginners (2022)
‘Les 12’, EnglishConnect 1 voor beginners
Lesson 12
Time and Calendar
Doel: Ik leer over tijd en datums praten.
Personal Study
Bereid je voor op de gespreksgroep door de activiteiten A t/m E te doen.
Study the Principle of Learning: Take Responsibility
Verantwoordelijkheid nemen
I have the power to choose, and I am responsible for my own learning.
Ik kan mijn eigen keuzes maken en ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen leerproces.
Je kunt naar eigen believen handelen. We hebben vaak de neiging om te wachten tot leiders, leerkrachten of anderen ons vertellen wat we moeten doen. We willen dat ze ons specifieke instructies geven. God wil dat we begrijpen dat we als zijn kinderen het vermogen hebben om goede keuzes te maken en vooruitgang te maken.
Hij legt uit dat zijn kinderen ‘gedreven voor een goede zaak werkzaam [dienen] te zijn en vele dingen uit eigen vrije wil te doen en veel gerechtigheid tot stand te brengen; want de macht is in hen, waardoor zij naar eigen believen kunnen handelen. En voor zover de mensen goed doen, zullen zij hun beloning geenszins verliezen’ (Leer en Verbonden 58:27–28).
Jij hebt dat vermogen. Je kunt verantwoordelijkheid voor je eigen leerproces nemen. Als de leerkracht ziek is en niet kan komen, kun jij met de andere leerlingen oefenen. Als je iets niet begrijpt, kun je om hulp vragen. Als je ideeën nodig hebt om beter te studeren, kun je andere leerlingen in je groep vragen hoe zij het doen. Je hebt het vermogen om te kiezen en te handelen. Samen met God bepaal je wat je wilt leren en worden.
Ponder
-
Wat is volgens jou je verantwoordelijkheid als leerling?
-
Hoe kun je verantwoordelijkheid voor je eigen studie nemen?
Memorize Vocabulary
Leer de betekenis en uitspraak van elk woord voordat je naar de gespreksgroep gaat. Probeer meer woorden te leren die je in de patronen kunt gebruiken. Je kunt een woordenboek of vertaalprogramma gebruiken, of een vriend(in) om hulp vragen.
date |
datum |
day |
dag |
time |
tijd |
at |
om |
on |
op |
Time
noon |
12 uur ’s middags |
midnight |
middernacht |
five o’clock/5:00 a.m. |
vijf uur/5.00 uur |
five thirty/5:30 p.m. |
half zes/17.30 uur |
Days
Sunday |
zondag |
Monday |
maandag |
Tuesday |
dinsdag |
Wednesday |
woensdag |
Thursday |
donderdag |
Friday |
vrijdag |
Saturday |
zaterdag |
Saturday, January 1st |
zaterdag 1 januari |
Verbs
clean the house |
het huis schoonmaken |
get the mail |
de post ophalen |
wash the dishes |
de afwas doen |
Practice Pattern 1
Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Je kunt de onderstreepte woorden door woorden uit ‘Memorize Vocabulary’ vervangen.
Q: What time is it?A: It’s (time).
Examples
Q: What time is it?A: It’s five o’clock.
Q: What day is it?A: It is Sunday.
Q: What day is it?A: It’s February 5th.
Practice Pattern 2
Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Probeer de patronen in een gesprek met een vriend(in) te gebruiken. Je kunt praten of boodschappen versturen.
Q: When do you (verb)?A: I (verb) on (day).
Examples
Q: When do they clean the house?A: They clean the house on Monday.
Q: When do you get the mail?A: I get the mail at noon.
Q: When does he wash the dishes?A: He washes the dishes at 5:30 p.m.
Use the Patterns
Noteer vier vragen die je aan iemand kunt stellen. Noteer een antwoord op elke vraag. Lees ze hardop voor.
Conversation Group
Activity 1: Practice the Patterns
(10–15 minutes)
Neem met een partner de woordenlijst door.
Oefen patroon 1 met een partner:
-
Oefen het stellen van vragen.
-
Oefen het beantwoorden van vragen.
-
Oefen een gesprek met gebruik van de patronen.
Herhaal dit voor patroon 2.
Activity 2: Create Your Own Sentences
(10–15 minutes)
New Vocabulary
Is it Friday, June 9th? |
Is het vrijdag 9 juni? |
Kijk naar de kalender. Kies een dag. Zeg niet tegen je partner welke dag je hebt gekozen. Stel en beantwoord vragen om de dag te raden. Wissel elkaar af.
Example
-
A: What day is it?
-
B: It’s Wednesday.
-
A: Is it Wednesday, June 7th?
-
B: No.
-
A: Is it Wednesday, June 14th?
-
B: Yes, it’s Wednesday, June 14th.
Activity 3: Create Your Own Conversations
(15–20 minutes)
Part 1
Stel en beantwoord vragen over wanneer je iets gaat doen. Gebruik woorden uit deze les en uit les 11. Zeg zoveel mogelijk. Wissel elkaar af. Wissel van partner en oefen opnieuw.
Example
-
A: When do you wake up?
-
B: I wake up at 7:00 a.m.
-
A: When do you visit your friends?
-
B: I visit my friends on Saturday at 5:30 p.m.
Part 2
Stel en beantwoord vragen over wanneer je belangrijke gebeurtenissen viert. Praat over belangrijke gebeurtenissen op de lijst of bedenk andere belangrijke gebeurtenissen. Zeg zoveel mogelijk. Wissel elkaar af.
New Vocabulary
anniversary |
trouwdag |
celebrate |
vieren |
holiday |
feestdag |
Belangrijke gebeurtenissen
-
Je verjaardag
-
De verjaardag van een familielid
-
Een trouwdag
-
Je favoriete feestdag (Kerstmis; Bevrijdingsdag; oudejaarsavond)
Example
-
A: When do you celebrate your sister’s birthday?
-
B: I celebrate my sister’s birthday on December 10th.