Handboeken en roepingen
31. Gesprekken en begeleiding


‘31. Gesprekken en begeleiding’, Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (2020).

‘31. Gesprekken en begeleiding’, Algemeen handboek.

31.

Gesprekken en begeleiding

31.1

Gesprekken

Iedere ringpresident en bisschop is een ‘rechter in Israël’ (Leer en Verbonden 107:72). Met dit gezag voert hij normengesprekken en priesterschapsgesprekken. Hij vertegenwoordigt de Heer bij deze gesprekken. Dienovereenkomstig streeft hij ernaar om de leden tot zegen te zijn en hen te stimuleren het evangelie van Jezus Christus na te leven.

31.1.1

Algemene instructies voor normengesprekken

Ringpresidenten, bisschoppen en (indien gemachtigd) hun raadgevers voeren normengesprekken overeenkomstig de richtlijnen in deze afdeling. Zij zorgen ervoor dat ze geestelijk zijn ingesteld, zodat zij tijdens deze gesprekken openstaan voor de leiding van de Geest. Zij streven ook naar onderscheidingsvermogen. Dat is een geestelijke gave die hen in staat stelt om de waarheid te onderscheiden en de behoeften van een lid te onderkennen (zie Leer en Verbonden 46:27–28).

Een normengesprek wordt onder vier ogen gevoerd. De betrokkene mag desgewenst wel een andere volwassene naar het gesprek meenemen.

Zorgvuldig luisteren, is belangrijk bij een normengesprek. Het lid van het ringpresidium of de bisschap geeft degene met wie hij een gesprek voert de volle aandacht. De leider zorgt ervoor dat het lid de gestelde vragen begrijpt. Hij neemt de tijd voor het gesprek, zodat het rustig en waardig verloopt.

31.1.2

Algemene instructies voor priesterschapsgesprekken

De ringpresident, de bisschop en hun raadgevers voeren geregeld een gesprek met de priesterschapsleiders die aan hen rapporteren. Eén doel van die gesprekken is dat de leider verslag kan uitbrengen van zijn taken. Een ander doel is met de leider doelen te stellen en plannen te maken om die te bereiken. Indien van toepassing kunnen in die gesprekken ook het budget en uitgaven aan de orde komen.

De gespreksleider instrueert, bemoedigt en inspireert leiders tot het goed vervullen van hun roeping. Ook verwoordt hij zijn dank en sterkt hij de leider in zijn privé- en gezinsleven.

31.1.3

Gesprekken die de ringpresident voert

De ringpresident voert de volgende gesprekken met de leden van de ring:

  • Tempelaanbevelingsgesprek met leden die hun eigen begiftiging willen ontvangen, in de tempel willen trouwen of verzegeld willen worden (zie 26.3.1).

  • Gesprek met kandidaat-voltijdzendeling (zie 24.4.2).

  • Ontheffingsgesprek met teruggekeerde voltijdzendeling (zie 24.8.2).

  • Roepingsgesprek voor de functie van raadgever in het ringpresidium, patriarch en bisschop, indien gemachtigd.

  • Roepingsgesprek voor de functie van quorumpresident ouderlingen, ZHV-presidente van de ring en ringadministrateur.

  • Adviesgesprek met lid inzake bekering van ernstige zonden (zie hoofdstuk 32).

De ringpresident voert ook geregeld een priesterschapsgesprek met iedere bisschop om hem te bemoedigen en te instrueren. Hij voert minstens twee keer per jaar een gesprek met de ringpatriarch (zie 6.6.4).

31.1.4

Gesprekken die de ringpresident of daartoe aangewezen raadgevers voeren

De ringpresident of een daartoe aangewezen raadgever voert de onderstaande gesprekken met de leden van de ring. Voordat een lid van het ringpresidium een gesprek voert om een van de volgende redenen, vergewist hij zich ervan dat de bisschop met de betrokkene een gesprek heeft gevoerd of dat hij door zijn bisschop of een daartoe aangewezen raadgever in de bisschap is verwezen.

  • Gesprek voor verlenging van een tempelaanbeveling (zie 26.3.1).

  • Ordeningsgesprek voor de ambten ouderling en hogepriester (zie 38.2.5.1).

  • Roepingsgesprek voor functies overeenkomstig 30.8.

  • Akkoordverklaringsgesprek voor toelating tot een universiteit of college van de kerk (zie 15.3).

  • Akkoordverklaringsgesprek voor een lening uit het permanent studiefonds, in landen waar die regeling van kracht is (zie 22.13).

Als een raadgever in het ringpresidium in een gesprek geconfronteerd wordt met ernstige zaken, zoals een overtreding die beleden moet worden, geeft hij de zaak onmiddellijk in handen van de bisschop.

31.1.5

Gesprekken die de bisschop voert

De bisschop heeft de volgende gesprekken met de leden van de wijk:

  • Tempelaanbevelingsgesprek met leden die hun eigen begiftiging willen ontvangen, in de tempel willen trouwen of verzegeld willen worden (zie 26.3.1).

  • Tempelaanbevelingsgesprek voor beperkte toegang voor nieuw lid (zie 26.4.2).

  • Gesprek met kandidaat-zendeling (zie 24.4.2).

  • Ordeningsgesprek voor de ambten ouderling en hogepriester, indien gemachtigd door het ringpresidium (zie 38.2.5.1).

  • Gesprek voor de jaarlijkse tiendevereffening (zie 34.4.1.5).

  • Roepingsgesprek voor de functie van president(e) van een wijkorganisatie.

  • Ordeningsgesprek voor het ambt van priester (zie 38.2.5.2).

  • Ordeningsgesprek met mannelijke bekeerling voor een ambt in het Aäronisch priesterschap (zie 38.2.5.2).

  • Roepingsgesprek voor de functie van assistent in het priestersquorum.

  • Gesprek met jongere (zie 31.1.7).

  • Gesprek voor hulp uit het vastengavenfonds (zie 22.2.2).

  • Akkoordverklaringsgesprek voor toelating tot, of voortzetting van, de studie aan een universiteit of college van de kerk (zie 15.3).

  • Adviesgesprek met lid inzake bekering van ernstige zonden (zie hoofdstuk 32).

De bisschop spreekt ook geregeld met de quorumpresident ouderlingen en de ZHV-presidente, zowel apart als samen (zie 8.3.1 en 9.3.1).

31.1.6

Gesprekken die de bisschop of daartoe aangewezen raadgevers voeren

De bisschop of een daartoe aangewezen raadgever voert de volgende gesprekken met de leden van de wijk. Alleen de bisschop bespreekt in deze gesprekken problemen met kuisheid, andere morele zaken en andere ernstige zonden. Als een raadgever met ernstige zaken wordt geconfronteerd, zoals een zonde die beleden moet worden, geeft hij de zaak onmiddellijk in handen van de bisschop.

  • Gesprek voor verlenging van een tempelaanbeveling of een aanbeveling voor beperkte toegang (zie 26.3, 26.4 en 26.5).

  • Roepingsgesprek voor functies overeenkomstig 30.8.1.

  • Doop-en-bevestigingsgesprek met 8-jarige kinderen die ingeschreven lid zijn, of die dat niet zijn, maar van wie ten minste een ouder of voogd(es) lid van de kerk is (zie 38.2.3.3).

  • Roepingsgesprek voor de functie van president, raadgever en secretaris van het diakenenquorum; president, raadgever en secretaris van het lerarenquorum; secretaris priestersquorum; en presidentes, raadgeefsters en secretaresses van de jongevrouwen. Maar alleen de bisschop kan de quorumpresident diakenen of leraren aanstellen.

  • Gesprek met 11-jarigen die het jeugdwerk verlaten. In dit gesprek onderzoekt de bisschop, of zijn daartoe aangewezen raadgever, ook of een jongeman voorbereid is op het Aäronisch priesterschap en ervoor in aanmerking komt. Hij spreekt met jongevrouwen ter voorbereiding op hun overgang naar de jongevrouwen.

  • Ordeningsgesprek voor het ambt van diaken of leraar (zie 38.2.5.2).

  • Gesprek met jongere en jonge alleenstaande (zie 31.1.7 en 31.1.8).

  • Gesprek voor een patriarchale zegen (zie 38.2.12).

  • Gesprek met een priesterschapsdrager die een priesterschapsverordening wil verrichten in een andere wijk, maar geen tempelaanbeveling heeft. Als de persoon zich aan de kerknormen houdt, vult het lid van de bisschap het formulier Aanbeveling tot het verrichten van een verordening in.

  • Gesprek met lid dat in de krijgsmacht gaat (zie 38.9.2).

  • Akkoordverklaringsgesprek voor een lening uit het permanent studiefonds, in landen waar die regeling van kracht is (zie 22.13).

31.1.7

Richtlijnen voor gesprekken met jongeren

31.1.7.1

Rol van ouders

Ouders hebben de primaire taak om hun kinderen in het evangelie van Jezus Christus te onderwijzen. Ze helpen hun kinderen geestelijk te groeien en zich voor te bereiden op het sluiten en nakomen van heilige verbonden. Ouders praten met hun kinderen ook over naleving van de kerknormen en helpen hen om zich te bekeren en verbeteren. Bisschoppen en andere kerkleiders staan ouders hierin bij.

31.1.7.2

Bisschop informeert over gesprekken

Voordat een meisje naar de jongevrouwen overgaat en voordat een jongen het Aäronische priesterschap ontvangt, geeft de bisschop hun en hun ouders de volgende informatie over gesprekken. Hij kan dat als onderdeel van de jaarlijkse bijeenkomst Voorbereiding op de tempel en het priesterschap of op een ander moment doen.

  • Ouders hebben de primaire taak om hun kinderen te onderwijzen en op te voeden.

  • De bisschop of een van zijn raadgevers voert minstens twee keer per jaar een gesprek met de jongeman of de jongevrouw vanwege de genoemde redenen in 31.1.7.3. Een lid van de bisschap kan ook een gesprek met een jongere voeren om vragen te beantwoorden, hem of haar te steunen of een taak te geven.

  • Om jongeren geestelijk op heilige zaken zoals een tempelaanbeveling, priesterschapsordening of zending voor te bereiden, is een gesprek vereist. Leiders en ouders bereiden de jongeren samen op die gesprekken voor.

  • Ouders sporen hun kinderen aan om met de bisschop te spreken als ze geestelijke leiding nodig hebben of zich moeten bekeren.

  • Als een jongere dat wil, mag hij of zij een ouder of andere volwassene uitnodigen om zijn of haar gesprek met de bisschop of een van zijn raadgevers bij te wonen.

31.1.7.3

Doelen van gesprekken

Bisschoppen en hun raadgevers hebben de heilige taak om jongeren te leiden, onderwijzen en inspireren. Dat doen ze onder meer door doeltreffende persoonlijke gesprekken met hen te voeren. Tijdens deze gesprekken leren de bisschop en zijn raadgevers de jongeren wat het inhoudt om een volgeling van de Heiland te zijn. Ze vragen de jongeren te overwegen hoe goed ze de Heiland en zijn leringen volgen. Gesprekken behoren opbouwende geestelijke ervaringen te zijn.

Gesprekken bieden leiders de gelegenheid om jongeren te verzekeren dat ze als kind van God een onbeperkt potentieel hebben. In gesprekken kunnen ze de jongeren er ook toe inspireren een plan op te stellen om dichter tot onze hemelse Vader te komen en op allerlei gebieden vooruitgang te maken.

Als vertegenwoordigers van de Heiland zijn bisschoppen door God geroepen rechters in Israël. In die rol voeren ze gesprekken om te bepalen of jongeren de kerknormen naleven, en ze te helpen zich van hun zonden te bekeren.

De persoon die het gesprek voert, uit zijn liefde en luistert aandachtig. Hij is niet zelf voortdurend aan het woord, maar moedigt de jongere aan om zich te uiten.

31.1.7.4

Frequentie van gesprekken

De bisschop spreekt minstens een keer per jaar met elke jongeman en jongevrouw. Hij voert zo mogelijk tweemaal per jaar een gesprek met iedere 16- en 17-jarige. Als dat niet mogelijk is, wijst hij sommige van die gesprekken aan een raadgever toe.

Na het jaarlijkse gesprek met de bisschop heeft iedere jongeman en jongevrouw van 11–15 jaar meestal op een ander moment een gesprek met de raadgever in de bisschap die toeziet op het Aäronische-priesterschapsquorum of de jongevrouwenklas waartoe de jongere behoort.

Bisschoppen mogen, als inspiratie en wijsheid dat ingeven, de frequentie van de gesprekken aanpassen. Sommige jongelui hebben meer aandacht nodig, terwijl anderen het met minder gesprekken kunnen doen. Er moet echter met alle jongeren minstens eenmaal per jaar worden gesproken. De grootte en locatie van de wijk, planning en andere omstandigheden kunnen ook invloed op de frequentie van de gesprekken hebben.

31.1.7.5

Onderwerpen van gesprek

Belangrijke onderwerpen in een gesprek met een jongere zijn onder meer de groei van zijn of haar getuigenis van onze hemelse Vader, de bediening en verzoening van Jezus Christus, en het herstelde evangelie. De bisschop en zijn raadgevers beklemtonen hoe belangrijk het is om het doopverbond na te komen. Ze leren jongeren hoe ze zich door een goed leven te leiden, kunnen voorbereiden op de tempelverbonden. De leden van de bisschap moedigen jongeren aan om regelmatig persoonlijk en in gezinsverband te bidden en in de Schriften te lezen. Ze sporen ze ook aan om een goede band met hun ouders te onderhouden.

Als de bisschop en zijn raadgevers het naleven van de geboden aan de orde stellen, maken ze gepast gebruik van de vragen voor een tempelaanbevelingsgesprek voor beperkte toegang, en de normen en uitleg in Voor de kracht van de jeugd. Leiders houden rekening met het bevattingsvermogen en de vragen van de jongeren. Ze letten erop dat gesprekken over zedelijke reinheid de jongeren niet op ideeën brengen.

De bisschop en zijn raadgevers kunnen ook de onderstaande kwesties aan de orde stellen:

Priesterschapsordening. Met jongemannen bespreken ze de zegeningen en plichten van het Aäronisch priesterschap (zie Leer en Verbonden 20:46–60; 84:31–48; recente conferentietoespraken over dit onderwerp; en 10.1.1 en 10.1.2).

Seminarie. Ze sporen jongeren van seminarieleeftijd aan om het seminarie bij te wonen en beklemtonen dat actieve deelname aan het seminarie vruchten afwerpt.

Zending. Ze besteden extra aandacht aan de voorbereiding van jongemannen op een voltijdzending (zie 24.4.2). Ze moedigen jongemannen aan om op zending te gaan en kunnen ook jongevrouwen, als die dat willen, voordragen om een zending te vervullen (zie 24.0). Ze bespreken dat ze zich daar geestelijk op kunnen voorbereiden door de kerknormen na te leven, het evangelie te bestuderen en een getuigenis op te bouwen. Ook bespreken ze hoe zij zich lichamelijk, mentaal, emotioneel en financieel kunnen voorbereiden.

De standaardvragen voor een gesprek met kandidaat-voltijdzendelingen staan op ChurchofJesusChrist.org/mss. De bisschop neemt deze vragen vóór het eigenlijke zendingsgesprek met de kandidaten en hun ouders door.

De leden van de bisschap zijn zich ervan bewust dat er omstandigheden kunnen zijn waardoor een jongeman vrijgesteld is van het vervullen van een voltijdzending (zie 24.3.3). Indien van toepassing bespreekt de bisschop met jongemannen en jongevrouwen de mogelijkheid van het vervullen van een servicezending (zie 24.2.2).

Tempel. Ze zien erop toe dat de jongeren begrijpen welke zegeningen er aan de tempelverbonden en het tempelhuwelijk zijn verbonden, en dat ze aan zekere eisen moeten voldoen als ze die zegeningen willen ontvangen. Wanneer ze een tempelaanbeveling verstrekken of hernieuwen, stellen ze de standaardvragen voor een tempelaanbeveling voor beperkte toegang. Ze passen de vragen zo nodig aan de leeftijd en het bevattingsvermogen van de jongeren aan.

31.1.8

Gesprekken met jonge alleenstaanden

De bisschop of een daartoe aangewezen raadgever voert een gesprek met iedere jonge alleenstaande. Die gesprekken vinden doorgaans jaarlijks plaats. De bisschap mag de frequentie van die gesprekken echter aanpassen, als inspiratie en wijsheid dat dicteren.

31.1.9

Gesprekken met personen die door doop en bevestiging weer als lid opgenomen willen worden

Zie 32.16.2 voor instructies over gesprekken met personen van wie het lidmaatschap is ingetrokken of door hen is opgezegd, maar die weer door doop en bevestiging als lid opgenomen willen worden.

31.2

Begeleiding

31.2.1

Algemene richtlijnen

De ringpresident en de bisschop begeleiden de leden in hun ring en wijk die geestelijke leiding behoeven, zwaarwegende problemen hebben, leerstellige vragen hebben, of ernstige zonden hebben begaan. De ringpresident en bisschop kunnen deze taak gedeeltelijk delegeren aan hun raadgevers, maar niet in het geval van een lid dat een ernstige zonde heeft begaan. In sommige gevallen, bijvoorbeeld wanneer een gezin financiële problemen heeft, mag een bisschop of ringpresident de begeleiding deels overlaten aan Melchizedekse-priesterschapsdragers die daartoe bekwaam zijn. De persoon die van de bisschop of ringpresident tot taak krijgt om een lid te begeleiden, rapporteert geregeld aan de leider die hem de taak heeft gegeven. Deze persoon behandelt de kwestie ook vertrouwelijk.

De kerkleden moeten er ijverig naar streven, door oprecht gebed en Schriftstudie, om zelf met een oplossing of een antwoord te komen. Als ze daarna nog hulp nodig hebben, overleggen zij eerst met hun bisschop. Zo nodig kan hij hen naar de ringpresident doorverwijzen. De plaatselijke leiders raden de leden af om de hoofdzetel van de kerk te bezoeken, te bellen of te schrijven over privéaangelegenheden (zie 38.8.26).

De ringpresident en de bisschop hebben recht op onderscheidingsvermogen en inspiratie om de leden die daar behoefte aan hebben te adviseren in geestelijke en maatschappelijke aangelegenheden. Voordat zij een lid adviseren, bereiden zij zich geestelijk voor door naar onderscheidingsvermogen en de leiding van de Geest te streven. Die leiding komt meestal in de vorm van indrukken, gedachten of gevoelens. De Geest kan een leider ook leringen uit de Schriften en van hedendaagse profeten in herinnering brengen.

Leiders gebruiken in hun begeleidingsgesprekken vaak de Schriften en de woorden van de hedendaagse profeten. Deze geïnspireerde woorden worden met tact, liefde en warmte gebruikt. Het is de bedoeling dat ze inspireren en bemoedigen, niet dwingen of angst inboezemen.

Leiders plannen voldoende tijd in voor gesprekken. Het lid mag niet het gevoel krijgen dat een leider het te druk heeft en maar een paar minuten tijd voor hem of haar heeft. Ook moet een leider het lid aan het begin van het gesprek op zijn gemak stellen.

Als de ringpresident of bisschop zich niet goed voorbereid voelt op een begeleidingsgesprek met een lid, maakt hij een nieuwe afspraak. Tussen die afspraken in streeft hij naar leiding door studie, gebed en, zo nodig, vasten. Hij kan ook met zijn priesterschapsleider overleggen.

31.2.2

Geestelijke zelfredzaamheid

Leiders adviseren de leden geestelijke zelfredzaamheid te ontwikkelen. Leiders nemen geen beslissingen voor iemand die zij begeleiden. In plaats daarvan leren leiders hun hoe zij onder leiding van de Heer zelf beslissingen kunnen nemen.

De ringpresident of bisschop weerhoudt zich ervan om onmiddellijk met oplossingen te komen voor de leden die hij begeleidt. Als zij daarvoor openstaan, legt hij ze uit hoe zij zelf hun problemen of vragen in de context van de leer van het evangelie en het heilsplan kunnen analyseren en oplossen of beantwoorden. Idealiter leert hij leden hoe zij zelf oplossingen en kracht kunnen vinden in de Schriften.

31.2.3

Vragen en luisteren

Voordat hij adviseert, stelt de ringpresident of bisschop vragen om een beeld te krijgen van de situatie van het lid. Hij voert dat niet onnodig ver door. Goede vragen ontlokken gevoelens en gedachten in plaats van een ja of nee. Het lid behoort het meest aan het woord te zijn.

Als het lid aan het woord is, luistert de ringpresident of bisschop aandachtig. Luisteren is van wezenlijk belang voor een vertrouwensband. Mensen hebben bij het oplossen van hun problemen vaak iemand nodig die zij vertrouwen en die naar hen luistert.

31.2.4

Bekering en weerstand tegen verleiding

Als een lid een ernstige zonde heeft begaan, staat de ringpresident of bisschop hem of haar kordaat en liefdevol bij in het bekeringsproces. Hij maakt duidelijk dat bekering bestaat uit geloof oefenen in Jezus Christus, een gebroken hart en een verslagen geest, de zonde inzien en verzaken, streven naar vergiffenis, schadeloos stellen en blijk geven van een hernieuwde toewijding aan het naleven van de geboden. Zo nodig perkt hij sommige kerklidmaatschapsprivileges informeel in. Hij weet onder welke omstandigheden een kerklidmaatschapsraad noodzakelijk is en hoe hij de procedure in gang zet (zie hoofdstuk 32).

Leiders raden de leden die zij adviseren ook aan om preventieve stappen tegen verleiding te ondernemen. Bijvoorbeeld, leden die verkering hebben, die huwelijksproblemen hebben, leden die uit elkaar zijn gegaan of gescheiden zijn, of leden die kleine zedelijke problemen hebben, kunnen door de juiste begeleiding beschermd en gesterkt worden om overtreding te voorkomen. De presiderende functionaris hoeft niet te wachten tot deze leden bij hem om hulp komen, maar kan hen voor een gesprek binnenroepen.

31.2.5

Huwelijk, echtscheiding en scheiding van tafel en bed

Een priesterschapsleider mag niemand zeggen met wie hij of zij moet trouwen. Noch mag hij iemand de raad geven van zijn of haar partner te scheiden. Het is en blijft aan de persoon zelf om zo’n beslissing te nemen.

Als een huwelijk in een echtscheiding eindigt, of als man en vrouw uit elkaar gaan, spreken de kerkleiders altijd met hen. Een kerklidmaatschapsraad is wellicht nodig als er een ernstige zonde is begaan in verband met de echtscheiding of scheiding van tafel en bed (zie hoofdstuk 32).

Een lid dat van tafel en bed gescheiden is, of in scheiding ligt, dient geadviseerd te worden pas met anderen uit te gaan als hij of zij wettelijk gescheiden is.

31.2.6

Professionele hulpverlening en therapie

Naast de geïnspireerde hulp van bisschoppen en anderen aan wie hij delegeert, kunnen kerkleden baat bij gepaste therapeutische hulp hebben waar die voorhanden is. Die hulpverlening of therapie biedt de leden vaak handvatten om op gezonde manieren met moeilijkheden om te gaan.

Therapeutische hulp zoeken om inzicht en vaardigheden op te doen die de emotionele zelfredzaamheid bevorderen, is geenszins een teken van zwakte. Dat kan juist een teken van nederigheid en kracht zijn.

Kerkleden doen er goed aan om alleen met goed bekend staande, bekwame therapeuten in zee te gaan. Zij behoren de keuzevrijheid, waarden en geloofsopvattingen te respecteren van wie hulp zoeken. Professionele hulpverleners houden volgens hun ethische code rekening met die waarden.

De kerk is tegen elke vorm van therapie, waaronder conversie- of aversietherapie in verband met seksuele geaardheid of genderidentiteit, waarbij een betrokkene praktijken ondergaat die als mishandeling te beschouwen zijn. (Zie ‘Aantrekking tot hetzelfde geslacht’ en ‘Transgenderpersonen’.)

In de Verenigde Staten en Canada kunnen bisschoppen en ringpresidenten contact opnemen met Gezinsondersteunende diensten voor het vinden van therapeuten die hulp verlenen in overeenstemming met de evangeliebeginselen. Hier volgen de contactgegevens:

+1 801 240 1711

+1 800 453 3860, toestel 2-1711

FamilyServices.ChurchofJesusChrist.org

In andere gebieden kunnen leidinggevenden contact opnemen met medewerkers van Gezinsondersteunende diensten of de manager welzijns- en zelfredzaamheidsdiensten op het gebiedskantoor voor advies.

Als kerkleden zelf of via hun verzekering niet in staat zijn om de professionele hulpverlening te betalen, mag de bisschop daarvoor eventueel het vastengavenfonds aanspreken. Zie 22.4 voor beginselen inzake kerkhulp verlenen.

31.2.7

Priesterschapszegens

De ringpresident of bisschop kan een priesterschapszegen geven als het lid dat begeleid wordt er oprecht een wil hebben.

31.3

Zwijgplicht

Gedurende en na hun ambtsperiode zijn leiders verplicht te zwijgen over besproken zaken. Een schending van het vertrouwen kan iemands geloof en getuigenis beschadigen. Een leider mag vertrouwelijke zaken niet bespreken met anderen, met inbegrip van zijn raadgevers en echtgenote, tenzij hij daarvoor toestemming krijgt van degene die om begeleiding bij hem komt.

Als een raadgever in de bisschap of het ringpresidium op zaken stuit die met de bisschop of ringpresident moeten worden besproken, legt hij dat aan het lid uit en verwijst hem of haar onmiddellijk door naar de bisschop of ringpresident.

Als iemand naar een nieuwe wijk of ring verhuist, moet de presiderende functionaris van de unit waartoe hij of zij behoorde, wellicht inlichtingen over lidmaatschapsacties of andere ernstige kwesties die spelen aan de nieuwe presiderende functionaris doorgeven (zie ook 32.4.4). In dit geval is er geen sprake van schending van de zwijgplicht. De presiderende functionaris heeft het echter niet over zonden die al zijn afgehandeld.

31.4

Bescherming tegen misvattingen

Als een lid van een bisschap of ringpresidium of een andere toegewezen leider een gesprek heeft met een kind, jongere of vrouw, vraagt hij of zij een ouder of andere volwassene plaats te nemen in een aangrenzend lokaal of in de hal of gang. Als de betrokkene dat wenst, mag een andere volwassene het gesprek bijwonen. Leiders mijden alle situaties die verkeerd kunnen worden opgevat.

31.5

Reageren op misbruik en mishandeling

Tijdens een gesprek kan een priesterschapsleider achter een geval van misbruik of mishandeling van een kind, partner of anderen komen. Misbruik en mishandeling in welke vorm dan ook mogen niet worden getolereerd. In 38.6.2.1 staan richtlijnen voor het melden van, en reageren op, misbruik en mishandeling.

Zie 38.6.18.2 voor informatie over hulpverlening aan slachtoffers van verkrachting of andere vormen van seksuele mishandeling.