Handboeken en roepingen
35. Onroerend goed


‘35. Onroerend goed’, Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (2020).

‘35. Onroerend goed’, Algemeen handboek.

35.

Onroerend goed

35.1

Doel

De kerk koopt grond en voorziet in gebouwen waarin de kerkleden kunnen vereren, onderwijzen, leren, bidden, verbonden sluiten en hernieuwen, en heilige verordeningen ontvangen. Elk kerkgebouw (1) verschaft de leden een gewijde plek, waar zij God kunnen vereren en (2) creëert in de gemeenschap een eerbiedig en waardig beeld van de kerk.

35.2

Organisatie

35.2.1

Afdeling Kerkgebouwfaciliteiten

Onder toezicht van de Presiderende Bisschap stelt de afdeling Kerkgebouwfaciliteiten beleidsregels en bedrijfsprocedures op, zodat de kerkleden wereldwijd over gebouwen beschikken.

35.2.2

Gebiedskantoren

Gebiedspresidiums en bestuurders materiële zaken zijn verantwoordelijk voor de aankoop en het beheer van onroerend goed. Dit onroerend goed omvat onder andere kerken, instituten voor godsdienstonderwijs, zendingshuizen en -kantoren, en welzijnsbedrijven.

Het plaatselijke faciliteitenpersoneel werkt onder leiding van de bestuurder materiële zaken.

35.2.3

Ringpresidium

De leden van het ringpresidium zien erop toe dat de gebouwen van de kerk naar behoren worden gebruikt, in goede staat worden gehouden en veilig zijn. Zij leren leidinggevenden en leden wat er van hen verwacht wordt m.b.t. het gebruik van en de zorg voor de gebouwen. Zij wijzen een hogeraadslid aan als ringvertegenwoordiger onroerend goed. Zij nemen met hem zo nodig de behoeften en projecten door.

35.2.4

Ringvertegenwoordiger onroerend goed

De ringvertegenwoordiger onroerend goed (een hogeraadslid) assisteert het ringpresidium als volgt bij onroerendgoedzaken:

  • Hij brengt de normen voor het gebruik van en de zorg voor kerkgebouwen onder de aandacht, en zet zich in voor de naleving ervan.

  • Hij coördineert de distributie en het beheer van de sleutels.

  • Hij coördineert de instructie aan wijkvertegenwoordigers kerkgebouw inzake hun taken.

  • Hij neemt deel aan de jaarlijkse inspecties van de kerkgebouwen, die worden afgenomen door de faciliteitenmanager, tenzij het ringpresidium daarvoor iemand anders aanwijst.

35.2.5

Bisschop-beheerder

Als meer dan één wijk gebruik maakt van een gebouw, wijst het ringpresidium een van de bisschoppen aan als bisschop-beheerder. Hij coördineert de toewijzing van taken aan de leden inzake de zorg voor en het onderhoud van het gebouw. Ook coördineert hij de veiligheids- en beveiligingsprocedures voor het kerkgebouw. Bovendien coördineert hij de inroostering van het gebouw met de ring en de andere wijken die er gebruik van maken, hoewel hij de eigenlijke inroostering aan een ander lid kan toewijzen.

35.2.6

Bisschap

De bisschap ziet toe op het gebruik, de zorg en de veiligheid van het kerkgebouw. Zij leren de leden in de wijk hoe ze het moeten gebruiken en in goede staat moeten houden. Zij regelen de zorg voor en het onderhoud van het gebouw, en wijzen de leden zo nodig taken toe. Ook distribueren zij de sleutels van het kerkgebouw.

De bisschap zorgt ervoor dat er de nodige veiligheidsmaatregelen worden genomen in het kerkgebouw en het daarbij behorende terrein (zie 35.3.5).

35.2.7

Wijkvertegenwoordiger kerkgebouw

Elke wijk heeft een wijkvertegenwoordiger kerkgebouw. De bisschop kan die functie toewijzen aan een lid van de bisschap, of de bisschap kan er een ander lid voor roepen.

De wijkvertegenwoordiger kerkgebouw is de bisschap behulpzaam bij allerlei zaken m.b.t. een kerkgebouw, zoals energiebesparing, veiligheid, beveiliging, sneeuwruimen (indien van toepassing), en deelname van leden aan schoonmaak en onderhoud. Hij voorziet in zaken die samenhangen met het gebruik van het gebouw tijdens vergaderingen, activiteiten en noodgevallen. Zo nodig instrueert de ringvertegenwoordiger onroerend goed hem in de bediening van de geluidsinstallatie, verwarming, airconditioning en andere systemen.

35.2.8

Leden

Priesterschapsleiders maken zonneklaar dat de inzet van de leden een belangrijke factor is bij de zorg voor en het onderhoud van het gebouw. De leden worden aangemoedigd individueel of als groep hun diensten aan te bieden, afhankelijk van hun vaardigheden en bekwaamheden.

35.3

Beheer van het onroerend goed

35.3.1

Gebruik en onderhoud van kerkgebouwen

De plaatselijke kerkleiders en -leden zijn verantwoordelijk voor het gebruik en onderhoud van het kerkgebouw. Zij worden geassisteerd door het plaatselijke faciliteitenpersoneel. Leiders zorgen ervoor dat de kerk en het terrein er altijd netjes, schoon en aantrekkelijk uitzien, en dat ze in goede staat verkeren. De kerkgebouwen behoren in alle opzichten zorg en respect uit te stralen.

De kerkleden, met inbegrip van jongeren, helpen met het schoonmaken en onderhouden van het kerkgebouw. Dat zal ertoe leiden dat hun eerbied voor het huis van God toeneemt. Zo mogelijk kwijten de leden zich van deze taken als onderdeel van wekelijkse vergaderingen of activiteiten, als zij toch al in de kerk zijn. Men kan leden ook om hulp vragen bij de schoonmaak van andere gebouwen van de kerk.

35.3.2

Onderhoud en inspectie van het kerkgebouw

De faciliteitenmanager inspecteert elk kerkgebouw jaarlijks. De ringvertegenwoordiger onroerend goed, of iemand anders die daarvoor door de ringpresident is aangewezen, neemt deel aan die inspecties. Hij heeft in die hoedanigheid onbeperkt volmacht om namens het ringpresidium op te treden. De deelnemers aan die inspecties stellen vast welk onderhoud nodig is en stellen een plan op voor reparaties aan of in het gebouw, of andere noodzakelijke verbeteringen.

35.3.3

Planning van kerkgebouwen

Het ringpresidium verstrekt informatie aan het gebiedspresidium waarmee de bestuurder materiële zaken een meerjarenplan voor onroerend goed kan opstellen of bijwerken. De planning van toekomstige bouwgrond en nieuwe kerkgebouwen is hierin opgenomen.

35.3.4

Energie- en waterbesparing

Het energie- en waterverbruik in de kerkgebouwen is voor de kerk een aanzienlijke kostenpost. Leidinggevenden kunnen die kosten mede verminderen door de leden aan te moedigen de lichten en niet gebruikte apparatuur uit te doen en op andere manieren aan energie- en waterbesparing te doen. Leidinggevenden zien erop toe dat er zo economisch mogelijk wordt omgegaan met de verlichting, verwarming, airconditioning, apparatuur en het water.

Zo nodig kan een lid van het ringpresidium of een hogeraadslid een gebouwendeskundige van de ring voor water- en energiebesparing roepen voor elke kerk en elk recreatieterrein in de ring. Deze deskundigen werken op aanwijzing van de ringvertegenwoordiger onroerend goed.

Leidinggevenden wordt ook verzocht de adviezen van de overheid inzake energie- en waterbesparing op te volgen.

35.3.5

Veiligheid en beveiliging

Leidinggevenden drukken leden – vooral vrouwen en jongeren – op het hart om nooit alleen te zijn in een kerkgebouw.

Leidinggevenden zorgen ervoor dat de gangen, trappen, trappenhuizen, uitgangen, (bij)keukens en trottoirs vrij zijn van obstakels en alles wat gevaar kan opleveren. Leidinggevenden zien er ook op toe dat er geen gevaarlijke materialen of brandbare stoffen, zoals brandstof voor installaties, of decoraties van hooi, stro of maisstengels in het gebouw opgeslagen of gebruikt worden (zie ook 35.4.2).

Leidinggevenden gaan over de distributie van de sleutels en stellen doeltreffende afsluitregels in. Ook zien zij erop toe dat de leslokalen en andere ruimten waarin niets van waarde staat, niet worden afgesloten.

Leidinggevenden zorgen ervoor dat het alarmnummer duidelijk zichtbaar bij elke telefoon hangt, voorzien van een korte instructie. Zij geven indringers direct aan bij de politie.

35.3.6

Melding van ongelukken

Bij kerkactiviteiten moet er zo min mogelijk kans op letsel of ziekte bij de deelnemers, of op materiële schade zijn. Gedurende activiteiten doen leidinggevenden er alles aan om de veiligheid te waarborgen. Door doeltreffend te plannen en veiligheidsmaatregelen te nemen, kunnen leidinggevenden de kans op ongelukken beperken.

De bisschop of ringpresident wordt direct in kennis gesteld als:

  • Er zich een ongeluk voordoet, of er zich letsel of ziekte voordoet op een kerkterrein, of tijdens een kerkactiviteit.

  • Er een deelnemer aan een kerkactiviteit vermist raakt.

  • Er tijdens een activiteit van de kerk materiële schade toegebracht wordt aan particulier, openbaar of kerkelijk eigendom.

Als iemand ernstig gewond is geraakt of wordt vermist, als er ernstige materiële schade is ontstaan of als er met gerechtelijke stappen is gedreigd, of als die worden verwacht, doet de ringpresident (of de bisschop op zijn aanwijzing) onmiddellijk het volgende:

  • Als het een unit in de Verenigde Staten of Canada betreft, neemt hij contact op met de afdeling Risicomanagement van de hoofdzetel van de kerk (+1 801 240 4049 of +1 800 453 3860, toestel 2-4049; na kantooruren of in het weekend belt hij +1 801 240 1000 of +1 800 453 3860, de telefonist[e] neemt dan onmiddellijk contact met iemand op).

  • Buiten de Verenigde Staten en Canada verwittigt hij het gebiedskantoor.

Leidinggevenden rapporteren ook opgelopen letsel en schade in gebouwen of op terreinen van de kerk aan de faciliteitenmanager.

Leidinggevenden kijken na of het Medische-hulpplan bij kerkactiviteiten toepasbaar is als er letsel opgelopen is tijdens een kerkactiviteit, evenement of taakuitvoering. Zie 20.7.3 voor informatie over verzekeringen.

De ringpresident (of een bisschop op zijn aanwijzing) legt vragen over veiligheidskwesties of schadeclaims tegen de kerk voor aan de afdeling Risicomanagement of het gebiedskantoor.

Zie 20.7 voor aanvullende instructies in geval van een ongeluk of een noodsituatie.

35.4

Beleid inzake het gebruik van kerkgebouwen en ander onroerend goed

De kerkgebouwen en ander onroerend goed worden gebruikt voor erediensten, godsdienstonderwijs en andere kerkactiviteiten. Ander gebruik wordt ontmoedigd. In zeldzame gevallen is het de ringpresident toegestaan betrouwbare, niet-kerkelijke groepen zonder winstoogmerk tijdelijk gebruik te laten maken van een kerkgebouw of -terrein (zie Leidraad gebouwenbeheer inzake kerkgebouwen en ander onroerend goed, 2). In de onderstaande lijst staan voorbeelden van gebruik dat niet is toegestaan:

  • Verhuur van een kerkgebouw voor commerciële doeleinden.

  • Bevordering van zakelijke ondernemingen of investeringen, inclusief het aanplakken van commerciële advertenties of de sponsoring van commercieel amusement.

  • Aankoop, verkoop, bevordering of demonstratie van waren, diensten, publicaties, creatieve producten of gebruiksvoorwerpen.

  • Inzamelingsacties waarvoor geen toestemming is gegeven (zie 20.6.5).

  • Als gastheer optreden van betaalde sprekers of leerkrachten die deelnemers werven, of uit zijn op klandizie tijdens hun presentaties, cursussen of lessen, bijvoorbeeld in aerobics. Uitzondering kan gemaakt worden voor het gebruik van de piano of het orgel in het kerkgebouw voor betaalde privéles (zie 19.7).

  • Regelmatige buurt- of clubevenementen die niet onder auspiciën van de kerk vallen, zoals scoutingbijeenkomsten en -activiteiten, of georganiseerde sportwedstrijden en -trainingen.

  • Politieke bijeenkomsten of campagnes. Bij uitzondering kunnen de gebouwen van de kerk op verzoek van het kiesdistrict gebruikt worden voor registratie van kiesgerechtigden en als stemlokaal als:

    • Er geen redelijk alternatief voorhanden is.

    • De ambtenaren en stemgerechtigden zich in het gebouw aan de kerknormen houden.

    • Er geen schade aan het gebouw wordt toegebracht.

    • Er geen nadelige gevolgen voor het imago van de kerk zijn.

Het gebruik van een kerkgebouw mag geen aanmerkelijk risico vormen op letsel voor de deelnemers of schade aan het gebouw. Evenmin mag de kerk een verhoogd juridisch risico lopen of mag er overlast voor omwonenden zijn.

Zie Leidraad gebouwenbeheer inzake kerkgebouwen en ander onroerend goed voor meer gedetailleerde aanwijzingen over het gebruik en onderhoud van kerken en ander onroerend goed. Of neem contact op met de hoofdzetel van de kerk of het gebiedskantoor.

35.4.1

Kunst

In de catalogus Church Facilities Artwork staan de door de kerk goedgekeurde kunstwerken die bij de faciliteitenmanager kunnen worden besteld. De faciliteitenmanager kan ook bij het distributiecentrum kunstwerken bestellen die geschikt zijn voor kerkgebouwen.

Platen en andere kunstwerken zijn op geschikte plekken in het kerkgebouw toegestaan. Ze zijn echter niet toegestaan in de kapel of vlak bij de doopruimte. Standbeelden, wandschilderingen en mozaïeken zijn niet toegestaan. Deze richtlijn geldt niet voor kunstwerken die al jaren in de kapel van een kerkgebouw staan of hangen.

Kunstwerken in kerkgebouwen moeten degelijk zijn ingelijst.

35.4.2

Versieringen

Versieringen voor Kerstmis, andere feestdagen of vergelijkbare gelegenheden kunnen tijdelijk in de hal of recreatiezaal van een kerkgebouw worden opgehangen, na goedkeuring door het ringpresidium. Met uitzondering van bloemen zijn er in de kapel van het kerkgebouw geen versieringen toegestaan. Noch is het toegestaan om de buitenkant van het kerkgebouw of het terrein te versieren.

De versieringen zijn bescheiden, niet duur en niet licht ontvlambaar. Hooi, stro, palmbladeren, ander gedroogd materiaal en brandende kaarsen zijn niet toegestaan. Als er gebruik wordt gemaakt van een kerstboom moet het een kunstboom zijn of moet hij brandvrij zijn gemaakt en zonder elektrische lichtjes of kaarsen worden versierd. De plaatselijke brandweervoorschriften worden in acht genomen.

35.4.3

Inwijding van een gebouw

Alle nieuwe kerkgebouwen, en ook alle grote uitbreidingen met een kapel, een recreatiezaal of een die groter is dan het bestaande gebouw, worden zo spoedig mogelijk na voltooiing van het project ingewijd.

Kleinere gebouwen, zoals een zendingshuis, instituuts- of seminariegebouw, en ruimten aangebouwd aan een kerkgebouw, zoals leslokalen of kantoren, kunnen ook ingewijd worden als de plaatselijke leiders dat willen.

De uiteindelijke beslissing of een gebouw wordt ingewijd, berust bij het gebiedspresidium in overleg met de bestuurder materiële zaken. Het gebiedspresidium overlegt met de ring- of zendingspresident en geeft aan wie er verantwoordelijk is voor de inwijding van het gebouw.

Het programma van de inwijdingsdienst is in overeenstemming met het doel van de gebeurtenis. Het moet niet lang duren of uitgebreide muziekuitvoeringen bevatten. De afgevaardigde leider moet voldoende tijd krijgen om te spreken en het gebouw in te wijden. Na het inwijdingsgebed volgt er een toepasselijke lofzang en een kort slotgebed.

Inwijdingsgebeden van gebouwen mogen met toestemming van de presiderende autoriteit vastgelegd worden.

Een gehuurd kerkgebouw mag ingewijd worden als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. Alle gehuurde ruimte, noodzakelijke gemeenschappelijke ruimten uitgezonderd (zoals ingangen, gangen en toiletruimten), wordt uitsluitend door de kerk gebruikt.

  2. Het huurcontract is voor meer dan één jaar.

  3. Het gebiedspresidium keurt inwijding van het gehuurde kerkgebouw goed.

Wordt aan deze voorwaarden voldaan en wordt het kerkgebouw ingewijd, dan wordt in het gebed vermeld dat het kerkgebouw ‘voor de duur van de huurperiode’ wordt ingewijd.

35.4.4

Noodsituaties

In noodsituaties beslist het ringpresidium of een wijk wel of niet zijn normale programma afwerkt.

In geval van een ramp die de hele gemeenschap treft, kan de ringpresident kerkgebouwen als opvangcentra aan de rampenbestrijdingsdiensten ter beschikking stellen. De kerk behoudt de controle. Leidinggevenden van ring en wijk letten erop dat de gebruikers van het gebouw zich in het gebouw aan de kerknormen houden, inclusief het woord van wijsheid. Zie 22.9.1.3 voor meer informatie over noodsituaties.

35.4.5

Vuurwapens

De kerkgebouwen worden ingewijd voor de verering van God en als toevluchtsoord om zich te onttrekken aan wereldse zorgen en problemen. Met uitzondering van politieagenten in functie is het niet toegestaan om in en rond kerkgebouwen vuurwapens te dragen, aan het oog onttrokken of zichtbaar.

35.4.6

Vuur en kaarsen

Open vuur of brandende kaarsen zijn niet toegestaan in gebouwen van de kerk.

35.4.7

Vlaggen

De nationale vlag mag op een kerkterrein worden gehesen, zolang daarbij de plaatselijke gebruiken in acht worden genomen. De nationale vlag mag bij bijzondere gelegenheden, zoals vaderlandslievende evenementen, in het kerkgebouw vertoond worden. Ware vaderlandslievendheid vereist niet dat de vlag altijd uithangt bij het kerkgebouw.

35.4.8

Eerstespadeplechtigheid

Na goedkeuring van een bouwproject kunnen de plaatselijke leiders voor aanvang van de bouw een eerstespadeplechtigheid houden. Die plechtigheid mag niet op zondag plaatsvinden.

35.4.9

Monumentenzorg

Alle vragen over de aanmelding van onroerend goed van de kerk op een rijks- of gemeentelijke monumentenlijst dienen via het gebiedspresidium aan de hoofdzetel van de kerk te worden gericht. Neem contact op met de afdeling Kerkgeschiedenis op +1 801 240 2272 of +1 800 453 3860, toestel 2–2272, bij vragen over het markeren, gedenken of behouden van andere terreinen, artefacten, kunstwerken of documenten.

35.4.10

Bouw, huur en aankoop van kerkgebouwen

Zie Leidraad gebouwenbeheer inzake kerkgebouwen en ander onroerend goed of neem contact op met de bestuurder materiële zaken voor het beleid inzake bouw, huur en aankoop van kerkgebouwen.

35.4.11

Plannen voor kerkgebouwen

De kerk heeft verschillende standaardplannen voor kerkgebouwen ontworpen waarmee kan worden ingespeeld op de omstandigheden en behoeften van de leden waar ook ter wereld. Wanneer de bouw van een pand zich aandient, wordt voor een van de standaardplannen gekozen. Dat plan bepaalt het aantal lokalen, de kenmerken en de apparatuur die het gebouw krijgt.

35.4.12

Maandagavond

Zie 20.5.3.

35.4.13

Overnachten of kamperen

Het is niet toegestaan om in de kerk of op het daarbij behorende terrein te overnachten, te kamperen of pyjamafeestjes te houden.

35.4.14

Parkeerterreinen

Het gebruik van het parkeerterrein bij kerkgebouwen voldoet aan de richtlijnen in het begin van paragraaf 35.4. Het is zonder toestemming van de bestuurder materiële zaken niet toegestaan het parkeerterrein als carpoolplaats te gebruiken.

35.4.15

Foto’s en video-opnamen en uitzendingen in de kapel

Het is vanwege het gewijde karakter van de kapel niet toegestaan om daar foto’s of video-opnamen te maken. Zie 29.7 voor informatie over het streamen van bijeenkomsten en andere evenementen die in de kapel worden gehouden.

35.4.16

Eigendomsrechten

Alle eigendommen die worden toegewezen aan de units of die ze ten goede komen, behoren toe aan de kerk, niet aan de units. Niettemin hebben de units grote vrijheid in het gebruik van kerkelijk onroerend goed, met inbegrip van gebouwen, grond en andere onroerende zaken die vallen onder het eigendomsrecht en het beleid van de kerk.

35.4.17

Beheer van recreatieterrein

Zie Leidraad gebouwenbeheer inzake kerkgebouwen en ander onroerend goed of neem contact op met de bestuurder materiële zaken voor informatie over het beheer van een recreatieterrein.

35.4.18

Keuken

De keuken in het kerkgebouw is niet bedoeld om eten te bereiden of te koken, tenzij dat deel uitmaakt van een les, demonstratie of andere instructie. Als er eten wordt geserveerd in het gebouw of op het terrein moet dat elders bereid worden en worden meegebracht naar het kerkgebouw, waar het warm of koud kan worden gehouden totdat het wordt opgediend.

35.4.19

Borden

De naam van de kerk komt voor op alle kerken en andere gebouwen van de kerk in de goedgekeurde taal en het goedgekeurde logo. Het bord met de naam wordt stevig aan de gevel bevestigd. Onder bepaalde voorwaarden kan de naam van de kerk ook elders op het terrein op een staand bord worden bevestigd.

35.4.20

Opslag

De enige opslag die is toegestaan in een kerkgebouw is die van onderhoudsbenodigdheden en andere goedgekeurde voorraden en apparatuur. Welzijnsartikelen en andere dergelijke materialen worden niet in een kerkgebouw opgeslagen.

Materialen zoals benzine, propaan, lucifers en kampeerartikelen worden in een ander gebouw opgeslagen dan het kerkgebouw.

Het is niet toegestaan auto’s, campers en andere privé-eigendommen op een kerkterrein te stallen.

35.4.21

Gebruik van een kerkgebouw buiten de ringgrenzen

Alle kerkgebouwen binnen een redelijke afstand van een wijk moeten ten volle worden benut voordat er nieuwe gebouwen worden bijgebouwd. Zo nodig kan een ringpresidium, in overleg met het gebiedspresidium, een wijk toewijzen aan een kerkgebouw in een aangrenzende ring. Een ringgebouw mag door meerdere ringen gebruikt worden als het gunstig ligt.

35.4.22

Huwelijksplechtigheden en -recepties

Een huwelijksplechtigheid of -receptie mag in een kerkgebouw plaatsvinden als dat de reguliere gang van zaken niet verstoort. Een receptie mag echter niet in de kapel plaatsvinden als dat geen multifunctionele ruimte is. Huwelijksplechtigheden en -recepties vinden niet op de sabbat of op maandagavond plaats.

De kerk staat niet toe dat haar kerkgebouwen of andere onroerende goederen van de kerk gebruikt worden voor ceremonies, recepties of andere activiteiten die verband houden met een homohuwelijk.

Wie verantwoordelijk zijn voor een huwelijksplechtigheid of -receptie ruimen na afloop de gebruikte ruimten netjes op en maken die schoon.