Schriften
3 Nephi 23


Hoofdstuk 23

Jezus bevestigt de woorden van Jesaja — Hij gebiedt het volk de profeten te onderzoeken — De woorden van Samuel de Lamaniet over de opstanding worden aan hun kronieken toegevoegd. Ongeveer 34 n.C.

1 En nu, zie, Ik zeg u dat u die dingen dient te onderzoeken. Ja, Ik geef u een gebod die dingen zorgvuldig te onderzoeken; want groot zijn de woorden van Jesaja.

2 Want hij heeft waarlijk gesproken over alle dingen betreffende mijn volk, dat van het huis van Israël is; daarom moet hij wel ook tot de andere volken spreken.

3 En alle dingen die hij heeft gezegd, zijn gebeurd en zullen gebeuren, ja, volgens de woorden die hij heeft gesproken.

4 Sla daarom acht op mijn woorden; schrijf de dingen die Ik u heb verteld op; en volgens de tijd en de wil van de Vader zullen zij naar de andere volken uitgaan.

5 En wie naar mijn woorden luistert en zich bekeert en zich laat dopen, die zal behouden worden. Onderzoek de profeten, want velen zijn er die van deze dingen getuigen.

6 En nu geschiedde het, toen Jezus die woorden had gezegd dat Hij — nadat Hij hun alle Schriftuur die zij hadden ontvangen, had uitgelegd — wederom tot hen sprak en tot hen zei: Zie, Ik wil dat u nog andere Schriftuur opschrijft die u niet hebt opgeschreven.

7 En het geschiedde dat Hij tot Nephi zei: Breng de kroniek die u hebt bijgehouden.

8 En toen Nephi de kronieken had gebracht en ze Hem had voorgelegd, bekeek Hij ze en zei:

9 Voorwaar, Ik zeg u, Ik had mijn dienstknecht, Samuel de Lamaniet, geboden tot dit volk te getuigen dat er, ten dage dat de Vader zijn naam in Mij zou verheerlijken, vele heiligen uit de doden zouden opstaan en aan velen verschijnen en hen dienen. En Hij zei tot hen: Is het niet zo gegaan?

10 En zijn discipelen antwoordden Hem en zeiden: Ja, Heer, Samuel heeft volgens uw woorden geprofeteerd en ze zijn alle vervuld.

11 En Jezus zei tot hen: Hoe komt het dat u dat niet hebt opgeschreven, dat vele heiligen zijn opgestaan en aan velen verschenen en hen hebben gediend?

12 En het geschiedde dat Nephi zich herinnerde dat het niet was opgeschreven.

13 En het geschiedde dat Jezus gebood het op te schrijven; daarom werd het volgens zijn gebod opgeschreven.

14 En nu geschiedde het, toen Jezus alle Schriftuur die zij hadden opgeschreven, in hun geheel had uitgelegd, dat Hij hun gebood de dingen te leren die Hij hun had uitgelegd.