Heilige Zie ook Christenen; Kerk van Jezus Christus; Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, De Een trouw lid van de kerk van Jezus Christus. Saulus deed de heiligen in Jeruzalem veel kwaad, Hand. 9:1–21. Petrus kwam ook bij de heiligen die in Lydda woonden, Hand. 9:32. Genade en vrede aan allen die in Rome zijn, geroepen heiligen, Rom. 1:7. U bent medeburgers van de heiligen, Efez. 2:19–21. Ik zag de kerk van het Lam, die uit Gods heiligen bestond, 1 Ne. 14:12. De natuurlijke mens is een vijand van God, tenzij hij een heilige wordt door de verzoening van Christus, Mos. 3:19. Ik, de Heer, heb het land gezegend tot nut van mijn heiligen, LV 61:17. Satan voert oorlog tegen Gods heiligen, LV 76:28–29. Arbeid ijverig om de heiligen voor te bereiden op het oordeel dat komen zal, LV 88:84–85. De heiligen behoren van hun bezit te geven aan de armen en bezochten, LV 105:3. De bovenstaande functies heb Ik gegeven voor het werk van de bediening en voor de vervolmaking van mijn heiligen, LV 124:143 (Efez. 4:12).