Luisteren Zie ook Gehoorzaam, gehoorzaamheid, gehoorzamen; Oor De stem of leringen van de Heer horen en gehoorzamen. De Heer zal een profeet doen opstaan zoals Mozes; naar Hem moet u luisteren, Deut. 18:15. Opmerkzaam zijn is beter dan het vet van rammen, 1 Sam. 15:20–23. Wij hebben niet geluisterd naar de dienaren van de Heer, de profeten, Dan. 9:6. De rechtvaardigen die gehoor geven aan de woorden van de profeten zullen niet omkomen, 2 Ne. 26:8. Indien u niet wilt luisteren naar de stem van de goede herder, dan bent u zijn schapen niet, Alma 5:38 (Hel. 7:18). Luister, o volk van mijn kerk, LV 1:1. Wie luisteren naar de stem van de Geest, worden verlicht en komen tot de Vader, LV 84:46–47. Zij waren traag om te luisteren naar de Heer; daarom is de Heer traag om naar hun gebeden te luisteren, LV 101:7–9. Zij die niet geluisterd hebben naar de geboden, worden gekastijd, LV 103:4 (Moz. 4:4).