Duisternis, geestelijke Zie ook Goddeloos, goddeloosheid, goddelozen Goddeloosheid of onwetendheid van geestelijke zaken. Wee hun die duisternis voorstellen als licht, Jes. 5:20 (2 Ne. 15:20). Duisternis zal de aarde bedekken en donkere wolken de volken, Jes. 60:2. Jezus zal verschijnen aan hen die gezeten zijn in duisternis, Luk. 1:79. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen, Joh. 1:5 (LV 45:7). Leg de werken van de duisternis af en doe de wapens van het licht aan, Rom. 13:12. Neem niet deel aan de onvruchtbare werken van de duisternis, Efez. 5:8–11. Doordat u niet vraagt, wordt u niet in het licht gebracht, maar moet u in de duisternis verloren gaan, 2 Ne. 32:4. Satan verspreidt de werken van duisternis, Hel. 6:28–31. De machten van duisternis heersen op aarde, LV 38:8, 11–12. De gehele wereld zucht onder de duisternis en de zonde, LV 84:49–54. Indien uw oog alleen op mijn eer is gericht, zal er in u geen duisternis zijn, LV 88:67. De werken van duisternis begonnen de overhand te krijgen onder alle mensenzonen, Moz. 5:55.