Prediken Zie ook Evangelie; Zendingswerk Mensen een boodschap geven die een beter inzicht verschaft in een beginsel of leerstelling van het evangelie. De Heer heeft mij gezalfd om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen, Jes. 61:1 (Luk. 4:16–21). Sta op, ga naar Ninevé en predik tegen haar, Jona 3:2–10. Van toen af begon Jezus te prediken, Matt. 4:17. Ga heen in heel de wereld en predik het evangelie aan alle schepselen, Mark. 16:15. Wij prediken Christus, de gekruisigde, 1 Kor. 1:22–24. Hij is heengegaan en heeft gepredikt tot de geesten in de gevangenis, 1 Petr. 3:19. En er was niets behalve prediken en een voortdurende opwekking om hen in de vreze des Heren te houden, Enos 1:23. Hij gebood hun niets anders te prediken dan bekering en geloof in de Heer, Mos. 18:20. De prediking van het woord bewoog het volk er dikwijls toe te doen wat rechtvaardig was, Alma 31:5. U hoeft niet te veronderstellen dat u geroepen bent om te prediken alvorens u geroepen wordt, LV 11:15. Het zal niemand worden gegeven uit te gaan om mijn evangelie te prediken, tenzij hij is geordend, LV 42:11. Dit evangelie zal tot alle natiën worden gepredikt, LV 133:37. Aldus begon het evangelie gepredikt te worden vanaf het begin, Moz. 5:58.