Oog, ogen In de Schriften wordt het oog vaak gebruikt als symbool voor iemands vermogen om het licht van God te ontvangen. Er wordt daarmee ook geduid op iemands geestelijke toestand en zijn begrip van goddelijke zaken. De dwazen hebben ogen, maar zien niet, Jer. 5:21 (Mark. 8:18). De lamp van het lichaam is het oog, Matt. 6:22 (Luk. 11:34; 3 Ne. 13:22; LV 88:67). Uw ogen zijn zalig omdat zij zien, Matt. 13:16. Verlichte ogen van uw verstand, Efez. 1:17–18. Wee hun die in hun eigen ogen wijs zijn, 2 Ne. 15:21 (Jes. 5:21). Zij begonnen te vasten en te bidden, opdat de ogen van het volk zouden worden geopend, Mos. 27:22. Satan verblindde hun ogen, 3 Ne. 2:2. Niemand kan macht hebben om het Boek van Mormon aan het licht te brengen tenzij zijn oog alleen op de eer van God is gericht, Mrm. 8:15. Door de macht van de Geest werden onze ogen geopend en werd ons verstand verlicht, LV 76:12. Het licht is uit Hem die uw ogen verlicht, LV 88:11. Indien uw oog alleen op mijn eer is gericht, zal uw gehele lichaam met licht vervuld zijn, LV 88:67.