In de hemel bestaan twee soorten wezens die engel worden genoemd: engelen die geesten zijn en engelen met een lichaam van vlees en beenderen. De eerste soort engelen zijn geesten die nog geen lichaam van vlees en beenderen hebben ontvangen of het zijn geesten die eens een sterfelijk lichaam hebben gehad en nu de opstanding afwachten. Engelen met een lichaam van vlees en beenderen zijn óf opgestaan uit de doden óf opgenomen.
In de Schriften wordt veel melding gemaakt van het werk van engelen. Soms spreken zij met een donderende stem bij het overbrengen van Gods boodschap (Mos. 27:11–16). Rechtvaardige sterfelijke mensen kunnen ook engelen worden genoemd (BJS, Gen. 19:15 [Aanhangsel]). Sommige engelen dienen God rondom zijn troon (Alma 36:22).
De Schriften spreken ook over engelen van de duivel. Dat zijn de geesten die Lucifer zijn gevolgd, in het voorsterfelijk bestaan uit Gods tegenwoordigheid zijn verdreven en op de aarde neergeworpen (Openb. 12:1–9; 2 Ne. 9:9, 16; LV 29:36–37).