Heilig Zie ook Heiligheid; Heiliging; Zuiver, zuiverheid Gewijd, in het bezit van een godvrezend karakter, ofwel geestelijk en zedelijk rein. Het tegenovergestelde van heilig is grof of profaan. U zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn, Ex. 19:5–6 (1 Petr. 2:9). De Heer gebood Israël: Wees heilig, want Ik ben heilig, Lev. 11:44–45. Wie rein is van handen en zuiver van hart mag staan in zijn heilige plaats, Ps. 24:3–4. Leer mijn volk het onderscheid tussen heilig en onheilig, Ezech. 44:23. God heeft ons geroepen met een heilige roeping, 2 Tim. 1:8–9. Van jongs af kent u de heilige Schriften, 2 Tim. 3:15. Heilige mensen van God hebben gesproken, door de Heilige Geest gedreven, 2 Petr. 1:21. Alle mensen moeten worden geoordeeld naar de waarheid en heiligheid die in God zijn, 2 Ne. 2:10. De natuurlijke mens wordt een heilige door de verzoening van Christus, Mos. 3:19. Wandel naar de heilige orde van God, Alma 7:22 (Alma 13:11–12). Drie discipelen worden in het vlees geheiligd, zodat zij heilig zijn, 3 Ne. 28:1–9, 36–39. Ga niet lichtvaardig om met heilige dingen, LV 6:12. U kunt hetgeen heilig is niet schrijven tenzij het u van Mij wordt gegeven, LV 9:9. U zult zich ertoe verbinden om in alle heiligheid te handelen, LV 43:9. Mijn discipelen zullen op heilige plaatsen staan, LV 45:32. Hetgeen van boven komt, is heilig, LV 63:64. Kleine kinderen zijn heilig, LV 74:7. Ik zal die plek wijden, zodat die heilig zal worden gemaakt, LV 124:44. De Heer zal zijn uitverkorenen naar een heilige stad vergaderen, Moz. 7:62.