In overeenstemming zijn met de leringen van God; leven zoals God wil dat zijn volk leeft; ontvankelijk zijn voor de influisteringen van de Heilige Geest en er gehoor aan geven.
Ik zal het volk op de proef stellen, of het naar mijn wet wandelt of niet, Ex. 16:4 .
Hij zal het goede niet onthouden aan wie in oprechtheid zijn weg gaat, Ps. 84:12 .
Wie in mijn verordeningen gaan en mijn bepalingen in acht nemen, zullen Mij een volk zijn, Ezech. 11:20–21 (Deut. 8:6 ).
Wat de Heer van u vraagt, is niets anders dan ootmoedig te wandelen met God, Micha 6:8 (LV 11:12 ).
Wandel op het nauwe pad dat tot het leven voert, 2 Ne. 33:9 .
Koning Benjamin wandelde met een zuiver geweten voor het aangezicht van God, Mos. 2:27 .
Uw plicht is om schuldeloos te wandelen naar de heilige orde van God, Alma 7:22 .
De leden van de kerk moeten een godvruchtige wandel en omgang tonen, LV 20:69 .
Sla acht op de profeet en wandel in alle heiligheid voor het aangezicht van de Heer, LV 21:4 .
Leer kinderen bidden en oprecht wandelen voor het aangezicht van de Heer, LV 68:28 .