Thuis Zie ook Gezin Thuis dient het middelpunt te zijn van de evangelische en gezinsactiviteiten. Een man zal vrij zijn ten behoeve van zijn huis zodat hij zijn vrouw kan verblijden, Deut. 24:5. Hij stuurde hem naar zijn huis, Mark. 8:26. Laat kinderen leren thuis godsvrucht te beoefenen, 1 Tim. 5:4. Dat zij bezonnen en kuis zijn, en zorgen voor hun huishouden, Tit. 2:5. Ga naar huis en overweeg de dingen die Ik heb gezegd, 3 Ne. 17:2–3. Ik spoorde hen aan om te vechten voor vrouw en kind, en voor huis en haard, Mrm. 2:23. Vaders geboden thuis ijverig en betrokken te zijn, LV 93:43–44, 48–50.