Veroordelen, veroordeling Zie ook Oordeel, het laatste; Oordeel, oordelen Een oordeel over iemand uitspreken; schuldig bevonden worden door God. God verklaart een man vol listige plannen schuldig, Spr. 12:2. Wij worden door de Heer bestraft, opdat wij niet met de wereld veroordeeld zouden worden, 1 Kor. 11:32. Onze woorden, werken en gedachten zullen ons veroordelen, Alma 12:14. Door dingen te weten en ze niet te doen, komt de mens onder veroordeling, Hel. 14:19. Als wij onze arbeid staken, komen wij onder veroordeling te staan, Mro. 9:6. Wie zijn broeder niet vergeeft, staat veroordeeld voor het aangezicht van de Heer, LV 64:9. Wie zondigt tegen het grotere licht, zal de grotere veroordeling ontvangen, LV 82:3. De gehele kerk staat onder veroordeling totdat de leden zich bekeren en het Boek van Mormon indachtig zijn, LV 84:54–57.