Aanstoot geven Een goddelijke wet overtreden, zondigen; ongemak of schade veroorzaken; ergeren. Een broeder die onrecht is aangedaan, is erger dan een sterke stad, Spr. 18:19. Als uw rechteroog u doet struikelen, ruk het uit, Matt. 5:29. Wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter geweest zijn dat hij in de zee gezonken was, Matt. 18:6 (LV 121:19–22). Indien uw broeder of zuster u onrecht doet en het bekent, zult u tot verzoening komen, LV 42:88. In niets geeft de mens God aanstoot, dan alleen wanneer hij zijn hand niet belijdt en zijn geboden niet gehoorzaamt, LV 59:21.