Rots betekent, figuurlijk gesproken, Jezus Christus en zijn evangelie, die een onwankelbare basis en steun vormen (LV 11:24 ; 33:12–13 ). Rots kan ook duiden op openbaring, het middel waardoor God zijn evangelie aan de mens bekendmaakt (Matt. 16:15–18 ).
Onze God, de rots, wiens werk volmaakt is, Deut. 32:4 .
De Heer is mijn rots, tot wie ik de toevlucht neem, 2 Sam. 22:2–3 .
Er werd een steen afgehouwen, niet door mensenhanden, Dan. 2:34–35 .
Wie gebouwd is op de rots ontvangt de waarheid, 2 Ne. 28:28 .
De Joden zullen de steen [Christus] verwerpen waarop zij hadden kunnen bouwen, Jakob 4:15–17 .
Wij moeten ons fundament bouwen op de rots van onze Verlosser, Hel. 5:12 .
Wie bouwt op de leer van Christus, bouwt op zijn rots en zal niet vallen wanneer de watervloeden komen, 3 Ne. 11:39–40 (Matt. 7:24–27 ; 3 Ne. 18:12–13 ).
Een verstandig man bouwde zijn huis op een rots, 3 Ne. 14:24 .
Indien u op mijn rots bent gebouwd, kunnen aarde en hel u niet overweldigen, LV 6:34 .
Wie op die rots bouwt, zal nimmer vallen, LV 50:44 .