Sterfelijk, sterfelijkheid Zie ook Dood, tijdelijke; Lichaam; Val van Adam en Eva; Wereld De periode tussen de geboorte en de lichamelijke dood. De sterfelijkheid wordt ook wel de tweede staat genoemd. Op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven, Gen. 2:16–17 (Moz. 3:16–17). Bij de dood keert de geest terug tot God en het lichaam tot de aarde, Pred. 12:7 (Gen. 3:19; Moz. 4:25). Laat de zonde niet in uw sterfelijk lichaam regeren, Rom. 6:12. Dit sterfelijke moet zich met onsterfelijkheid bekleden, 1 Kor. 15:53 (Enos 1:27; Mos. 16:10; Mrm. 6:21). De staat van de mens werd een proeftijd, 2 Ne. 2:21 (Alma 12:24; 42:10). Adam viel opdat de mensen zouden zijn, 2 Ne. 2:25. Blikt u vooruit en ziet u dit sterfelijke lichaam opgewekt in onsterfelijkheid, Alma 5:15. Dit leven is de tijd om zich erop voor te bereiden God te ontmoeten, Alma 34:32. Vrees de dood niet, want in deze wereld is uw vreugde niet overvloedig, LV 101:36. Wie hun tweede staat behouden, zullen heerlijkheid ontvangen, Abr. 3:26.