Onschuld, onschuldig Schuldloos of zondeloos. Voor de val verkeerden Adam en Eva in een staat van onschuld, 2 Ne. 2:23. Het bloed van de onschuldigen zal staan als een getuigenis tegen hen, Alma 14:11. Iedere mensengeest was in het begin onschuldig, LV 93:38. De onschuldigen zullen niet met de onrechtvaardigen worden veroordeeld, LV 104:7. Joseph en Hyrum Smith waren niet schuldig aan enig misdrijf, LV 135:6–7. Kinderen zijn rein vanaf de grondlegging van de wereld, Moz. 6:54.