Kruisiging
Een Romeinse manier van terechtstelling, gebruikelijk in de tijd van het Nieuwe Testament, waarbij de persoon ter dood werd gebracht door zijn handen en voeten aan een kruis vast te binden of te spijkeren. Meestal werden alleen slaven en de ergste misdadigers gekruisigd. Vaak ging er een geseling aan vooraf (Mark. 15:15). De veroordeelde werd gewoonlijk gedwongen zijn eigen kruis naar de plaats van de terechtstelling te dragen (Joh. 19:16–17). Doorgaans werden zijn kleren verdeeld onder de soldaten die het vonnis uitvoerden (Matt. 27:35). Het kruis werd in de grond gedreven met de voeten van de gekruisigde slechts een halve meter boven de grond. Het kruis werd door soldaten bewaakt, totdat de dood was ingetreden, hetgeen soms wel drie dagen kon duren (Joh. 19:31–37).
Jezus Christus werd gekruisigd omdat een groep ongelovigen Hem valselijk had beschuldigd van opruiïng tegen de keizer en van godslastering, omdat Hij zei dat Hij de Zoon van God was. Een purperen kleed (Joh. 19:2), een doornenkroon en andere beledigingen vielen Jezus ten deel (Matt. 26:67; Mark. 14:65).