Kwaadsprekerij Zie ook Gerucht; Liegen; Roddel; Twist Uitingen die verkeerd, kwetsend en kwaadaardig zijn. In de Schriften is kwaadsprekerij vaak gericht op een bepaald persoon met de uitdrukkelijke bedoeling pijn te veroorzaken. Behoed je tong voor het kwaad, Ps. 34:14 (1 Petr. 3:10). Een verdorven man graaft kwaad op, Spr. 16:27. Zalig bent u als men door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, Matt. 5:11 (3 Ne. 12:11). Uit het hart komen kwaadaardige overwegingen voort, Matt. 15:19 (Mark. 7:21). U mag geen kwaad spreken van de leider, Hand. 23:5. Laat alle laster van u weggenomen worden, Efez. 4:31. Spreek geen kwaad van elkaar, Jak. 4:11. Zie erop toe dat er geen laster of kwaadsprekerij is, LV 20:54.