Martelaar, martelaarschap Iemand die liever zijn leven geeft dan Christus, het evangelie of zijn rechtschapen overtuigingen of beginselen te verloochenen. Al het rechtvaardige bloed van Abel tot Zacharia zal getuigen tegen de goddelozen, Matt. 23:35 (Luk. 11:50). Wie zijn leven zal verliezen omwille van Christus en om het evangelie, zal het behouden, Mark. 8:35 (LV 98:13). En zij stenigden Stefanus, Hand. 7:59 (Hand. 22:20). Waar een testament is, daar is het noodzakelijk dat de dood van de maker van het testament vastgesteld wordt, Hebr. 9:16–17. Abinadi viel neer, daar hij de vuurdood was gestorven, Mos. 17:20. De Ammonihahieten die zich hadden bekeerd, worden in het vuur geworpen, Alma 14:8–11. Velen zijn gedood omdat zij van die dingen hebben getuigd, 3 Ne. 10:15. Wie zijn leven aflegt voor mijn zaak, zal het eeuwige leven vinden, LV 98:13–14. Joseph Smith en Hyrum Smith zijn als martelaar gestorven voor de herstelling van het evangelie, LV 135. Joseph Smith heeft zijn getuigenis met zijn bloed bezegeld, LV 136:39.