Wereld Zie ook Aarde; Babel, Babylon; Sterfelijk, sterfelijkheid Letterlijk: de aarde; de plaats waar de stervelingen hun proeftijd doorbrengen. Figuurlijk: zij die Gods geboden niet onderhouden. Sterfelijk bestaan In de wereld zult u verdrukking hebben, Joh. 16:33. Vrees de dood niet, want in deze wereld is uw vreugde niet overvloedig, LV 101:36. Zij die de geboden niet onderhouden Ik zal de wereld haar slechtheid vergelden, Jes. 13:11 (2 Ne. 23:11). Als de wereld u haat, weet dat zij Mij eerder gehaat heeft, Joh. 15:18–19. Het grote en ruime gebouw was de hoogmoed van de wereld, 1 Ne. 11:36. De wereld rijpt in ongerechtigheid, LV 18:6. Bewaar uzelf onbesmet van de wereld, LV 59:9. Wie getrouw is en volhardt, zal de wereld overwinnen, LV 63:47. U zult niet leven naar de wijze van de wereld, LV 95:13. Einde van de wereld Ik schep een nieuwe aarde; aan de vorige dingen zal niet meer gedacht worden, Jes. 65:17 (Openb. 21:1; Art. 1:10). Bij de voleinding van de wereld wordt het onkruid verzameld en met vuur verbrand, Matt. 13:40, 49 (Mal. 4:1; Jakob 6:3). Ik zal mijn wijngaard met vuur laten verbranden, Jakob 5:77 (LV 64:23–24). Bij de voleinding van de wereld zal de Heer Satan en zijn werken vernietigen, LV 19:3. Hoewel de aarde zal sterven, zal zij weer levend worden gemaakt, LV 88:25–26. De Heer toonde Henoch het einde van de wereld, Moz. 7:67.