Hosanna
Een Hebreeuws woord dat ‘red toch’ betekent en gebruikt wordt bij lof en smeekbeden.
Op het Loofhuttenfeest, ter viering van de bevrijding van Israël door de Heer en hun betreden van het beloofde land, zongen de mensen de woorden van Psalm 118 onder het wuiven met palmtakken. Bij de zegevierende intocht van de Heer in Jeruzalem, riepen de mensen ‘Hosanna’ en spreidden palmtakken op de weg zodat Hij eroverheen zou rijden. Hiermee gaven zij blijk dat zij begrepen hadden dat Jezus dezelfde Heer was die Israël in vroeger tijden had bevrijd (Ps. 118:25–26; Matt. 21:9, 15; Mark. 11:9–10; Joh. 12:13). Zij herkenden Christus als de langverwachte Messias. Het woord hosanna is door de eeuwen heen verbonden aan de toejuiching van de Messias (1 Ne. 11:6; 3 Ne. 11:14–17). De hosannakreet maakte destijds deel uit van de inwijding van de Kirtlandtempel (LV 109:79) en is nu een onderdeel van de inwijding van nieuwe tempels.