Afgunst Zie ook Begeerte, begeren, begerig; Jaloers, jaloersheid Volgens de Schriften is het verkeerd om iets te begeren wat een ander toebehoort. De aartsvaders, die jaloers waren, verkochten Jozef naar Egypte, Hand. 7:9. De liefde is niet jaloers, 1 Kor. 13:4 (Mro. 7:45). Afgunst komt voort uit hoogmoed, 1 Tim. 6:4. Waar afgunst is, daar heersen wanorde en allerlei kwade praktijken, Jak. 3:16. De Heer gebood de mensen niet afgunstig te zijn, 2 Ne. 26:32. Er was geen afgunst onder het volk van Nephi, 4 Ne. 1:15–18. De haat en nijd van de mensen zijn al mijn levensdagen mijn lot geweest, LV 127:2.