Het vermogen om iets te doen. Macht over iemand of iets hebben, is het vermogen die persoon of dat voorwerp te beheersen of te gebieden. In de Schriften houdt macht of kracht vaak verband met de macht van God of de hemelse macht. Macht is veelal nauw verbonden met het gezag van het priesterschap, dat de toestemming of het recht is om in naam van God te handelen.
Hierom heb Ik u laten bestaan, om mijn kracht aan u te tonen, Ex. 9:16 .
God is mijn vesting en macht, 2 Sam. 22:33 .
Onthoud het goede niet aan wie er recht op hebben als het binnen je macht ligt dat te doen, Spr. 3:27 .
Ik ben vol van de kracht van de Geest van de Heer, Micha 3:8 .
Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde, Matt. 28:18 .
Zij stonden versteld van zijn onderricht, want zijn woord was met gezag, Luk. 4:32 .
Blijf in de stad totdat u met kracht uit de hoogte bekleed zult worden, Luk. 24:49 .
Allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen van God te worden, Joh. 1:12 (LV 11:30 ).
U zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, die over u zal komen, Hand. 1:8 .
Er is geen gezag dan van God, Rom. 13:1 .
U wordt door de kracht van God bewaakt door het geloof tot de zaligheid, 1 Petr. 1:3–5 .
Al bezit een mens de macht om vele machtige werken te doen, indien hij roemt op zijn eigen kracht, moet hij vallen, LV 3:4 .
De macht om goed te doen is in ieder mens, LV 58:27–28 .
De macht der goddelijkheid is kenbaar in de verordeningen van het Melchizedeks priesterschap, LV 84:19–22 .
De rechten van het priesterschap zijn onafscheidelijk verbonden met de machten van de hemel, LV 121:34–46 .