Opgenomen mensen Mensen die een verandering ondergaan zodat zij geen pijn meer ervaren en de dood pas ondergaan bij hun opstanding tot de onsterfelijkheid. Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God nam hem weg, Gen. 5:24 (Hebr. 11:5; LV 107:48–49). Tot op deze dag weet niemand waar Mozes’ graf is, Deut. 34:5–6 (Alma 45:19). Elia voer in een storm naar de hemel, 2 Kon. 2:11. Als Ik wil dat hij blijft totdat Ik kom, wat gaat het u aan, Joh. 21:22–23 (LV 7:1–3). U zult de dood nooit smaken, 3 Ne. 28:7. Opdat zij niet de dood zouden smaken, werd er een verandering in hun lichaam teweeggebracht, 3 Ne. 28:38 (4 Ne. 1:14; Mrm. 8:10–11). Johannes de geliefde zal leven totdat de Heer komt, LV 7. Ik heb het Zion van Henoch aan mijn eigen boezem genomen, LV 38:4 (Moz. 7:21, 31, 69). Henoch en zijn broeders zijn een stad die wordt bewaard totdat er een dag van gerechtigheid komt, LV 45:11–12. Elia was naar de hemel opgenomen zonder de dood te smaken, LV 110:13. De Heilige Geest viel op velen en zij werden in Zion opgenomen, Moz. 7:27.