Manasse
De oudste zoon van Asnath en Jozef die naar Egypte was verkocht, uit het Oude Testament (Gen. 41:50–51). Hoewel hij en zijn broer Efraïm kleinzonen waren van Jakob (Israël), adopteerde Jakob hen en zegende hij hen alsof het zijn eigen zonen waren (Gen. 48:1–20).
De stam Manasse
De afstammelingen van Manasse werden onder de stammen van Israël gerekend (Num. 1:34–35; Joz. 13:29–31). Mozes’ zegen over de stam Jozef, die tevens gold voor Efraïm en Manasse, staat opgetekend in Deuteronomium 33:13–17. Het land dat hun was toegewezen, lag gedeeltelijk westelijk van de Jordaan en naast dat van Efraïm. Zij hadden ook kolonies ten oosten van de Jordaan in Basan en Gilead, gebieden met prachtig grasland. In de laatste dagen zal de stam Manasse de stam Efraïm bijstaan in de vergadering van het verstrooide Israël (Deut. 33:13–17). De profeet Lehi uit het Boek van Mormon was een afstammeling van Manasse (Alma 10:3).