Vlees Zie ook Lichaam; Natuurlijke mens; Sterfelijk, sterfelijkheid; Vleselijk Vlees heeft meerdere betekenissen: (1) het zachte weefsel waaruit het lichaam van mensen, dieren, vogels of vissen bestaat; (2) de sterfelijkheid; of (3) de natuurlijke ofwel zinnelijke aard van de mens. Weefsel Dieren zullen u tot voedsel dienen, Gen. 9:3. Dieren mogen niet onnodig worden gedood, BJS, Gen. 9:10–11 (LV 49:21). Dieren en vogels zijn bestemd voor het gebruik van de mens als voedsel en als kleding, LV 49:18–19 (LV 59:16–20). Vlees moet spaarzaam worden gegeten, LV 89:12–15. Sterfelijkheid Jezus is de Eniggeborene van de Vader in het vlees, Joh. 1:14 (Mos. 15:1–3). Adam werd het eerste vlees, Moz. 3:7. Zinnelijke aard van de mens Vervloekt is de man die vlees tot zijn arm stelt, Jer. 17:5. De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak, Mark. 14:38. De begeerte van het vlees is niet uit de Vader, 1 Joh. 2:16. Nephi is bedroefd wegens zijn vlees en zijn ongerechtigheden, 2 Ne. 4:17–18, 34. Verzoen u niet met de duivel en het vlees, 2 Ne. 10:24.