Kolossenzen, brief aan de
Een boek in het Nieuwe Testament; oorspronkelijk een brief die de apostel Paulus aan de Kolossenzen had geschreven na bezoek te hebben ontvangen van Epafras, de evangelist van de kerk in Kolosse (Kol. 1:7–8). Epafras vertelde Paulus dat een ernstige dwaalleer onder de Kolossenzen postvatte: zij meenden beter dan anderen te zijn omdat zij zich nauwgezet aan bepaalde uiterlijke verordeningen hielden (Kol. 2:16), weerstand boden aan een aantal vleselijke behoeften en engelen vereerden (Kol. 2:18). Deze praktijken gaven de Kolossenzen het gevoel dat zij geheiligd werden. Daarnaast meenden zij de geheimenissen van het heelal beter te begrijpen dan andere leden van de kerk. In zijn brief corrigeert Paulus hen door te leren dat de verlossing uitsluitend in Christus is en dat wij wijs moeten zijn en Hem dienen.
Hoofdstuk 1 bevat Paulus’ begroeting van de Kolossenzen. De hoofdstukken 2–3 zijn leerstellig van aard en bevatten uitspraken over Christus als de Verlosser, het gevaar van valse aanbidding en het belang van de opstanding. In hoofdstuk 4 wordt geleerd dat de heiligen in alles wijs moeten zijn.