Oogst In de Schriften wordt het woord oogst soms figuurlijk gebruikt met de betekenis mensen tot de kerk brengen, ofwel tot het koninkrijk van God op aarde, of voor een tijd van oordeel, zoals de wederkomst van Jezus Christus. De oogst is voorbij, de zomer is ten einde, en nog zijn wij niet verlost, Jer. 8:20 (LV 56:16). De oogst is wel groot, maar er zijn weinig arbeiders, Matt. 9:37. De oogst is de voleinding van de wereld, Matt. 13:39. Wat de mens zaait, zal hij ook oogsten, Gal. 6:7–9 (LV 6:33). Het veld is reeds wit om te oogsten, LV 4:4. De oogst is voorbij en uw ziel niet gered, LV 45:2. De tijd van de oogst is gekomen en mijn woord moet worden vervuld, LV 101:64.