Salomo Zie ook Bathseba; David Een zoon van David en Bathseba uit het Oude Testament (2 Sam. 12:24). Salomo was enige tijd koning van Israël. David roept Salomo uit tot koning, 1 Kon. 1:11–53. David draagt Salomo op om in de wegen van de Heer te gaan, 1 Kon. 2:1–9. De Heer belooft hem een verstandig hart, 1 Kon. 3:5–15. Hij oordeelt tussen twee moeders en bepaalt aan wie het kind werkelijk toebehoort, 1 Kon. 3:16–28. Hij schreef spreuken en liederen, 1 Kon. 4:32. Hij bouwde de tempel, 1 Kon. 6; 7:13–51. Hij wijdde de tempel in, 1 Kon. 8. Het bezoek van de koningin van Sjeba, 1 Kon. 10:1–13. Salomo had vrouwen die niet van Israël waren en die zijn hart deden afwijken achter andere goden aan, 1 Kon. 11:1–8. De Heer wordt toornig op Salomo, 1 Kon. 11:9–13. De dood van Salomo, 1 Kon. 11:43. David profeteert van de heerlijkheid van Salomo’s regering, Ps. 72. Salomo ontving vele vrouwen en bijvrouwen, maar hij ontving ze niet alle van de Heer, LV 132:38 (Jakob 2:24).