De reine liefde van Christus (Mro. 7:47 ); de liefde waarmee Christus de mensenkinderen liefheeft en waarmee de mensenkinderen elkaar behoren lief te hebben (2 Ne. 26:30 ; 33:7–9 ; Ether 12:33–34 ); de hoogste, edelste, sterkste soort liefde, niet slechts genegenheid.
De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde bouwt op, 1 Kor. 8:1 .
Naastenliefde, een reine liefde, gaat bijna alles te boven, 1 Kor. 13 .
Het einddoel van het gebod is liefde die voortkomt uit een rein hart, 1 Tim. 1:5 .
Voeg aan de broederliefde liefde voor iedereen toe, 2 Petr. 1:7 .
De Heer heeft geboden dat alle mensen naastenliefde behoren te hebben, 2 Ne. 26:30 (Mro. 7:44–47 ).
Zie toe dat u geloof, hoop en naastenliefde hebt, Alma 7:24 .
De liefde die de Heer koestert voor de mensenkinderen is naastenliefde, Ether 12:33–34 .
Zonder naastenliefde kunnen de mensen de plaats die in de woningen van de Vader is bereid, niet beërven, Ether 12:34 (Mro. 10:20–21 ).
Moroni heeft Mormons woorden aangaande geloof, hoop en naastenliefde opgetekend, Mro. 7 .
Naastenliefde maakt iemand geschikt voor het werk van de Heer, LV 4:5–6 (LV 12:8 ).
Bekleed u met de band van naastenliefde, LV 88:125 .
Laat uw binnenste vol naastenliefde zijn, LV 121:45 .