Zie ook Alfa en Omega ; Avondmaal van de Heer ; Begin ; Bekeren (zich), bekering ; Bergrede ; Bevrijder ; Bloed ; Brood des levens ; Bruidegom ; Eerstgeborene ; Eindeloos ; Evangeliën ; Gedaanteverandering — De gedaanteverandering van Christus ; Geloof, geloven ; Genade ; Geweten ; Gezalfde, de ; God, Godheid ; Goede herder ; Golgotha ; Heer ; Heiland ; Hemelvaart ; Hoeksteen ; Ik Ben ; Immanuel ; Jehova ; Kruis ; Kruisiging ; Lam van God ; Levend water ; Licht, licht van Christus ; Maria, moeder van Jezus ; Messias ; Middelaar ; Offer, offerande, offeren ; Opstanding ; Rots ; Scheppen, schepping ; Slang, koperen ; Trooster ; Val van Adam en Eva ; Vergeving van zonden ; Verlossen, verlossing, verlost ; Verlosser ; Verlossingsplan ; Verwekt ; Verzoenen, verzoening ; Voorspraak ; Wederkomst van Jezus Christus ; Weg ; Zoon des Mensen
Christus (uit het Grieks) en Messias (uit het Hebreeuws) betekenen allebei ‘de gezalfde’. Jezus Christus is de Eerstgeborene van de geestkinderen van de Vader (Hebr. 1:6 ; LV 93:21 ). Hij is de Eniggeborene van de Vader in het vlees (Joh. 1:14 ; 3:16 ). Hij is Jehova en was geordend tot zijn grote roeping voordat de wereld geschapen was (LV 110:3–4 ). In opdracht van de Vader heeft Jezus de aarde en alles wat zich daarop bevindt, geschapen (Joh. 1:3, 14 ; Moz. 1:31–33 ). Hij is geboren uit Maria in Bethlehem, leidde een zondeloos leven, en bracht een volmaakte verzoening tot stand voor de zonden van de gehele mensheid door zijn bloed te vergieten en zijn leven aan het kruis te geven (Matt. 2:1 ; 1 Ne. 11:13–33 ; 3 Ne. 27:13–16 ; LV 76:40–42 .). Hij is uit de doden opgestaan, waarmee Hij de uiteindelijke opstanding van alle mensen zeker heeft gesteld. Dankzij Jezus’ verzoening en opstanding kunnen allen die zich van hun zonden bekeren en de geboden van God nakomen, voor eeuwig bij Jezus en de Vader wonen (2 Ne. 9:10–12 ; 21–22 ; LV 76:50–53, 62 ).
Jezus Christus is de grootste van allen die ooit op deze aarde geboren zijn. Zijn leven is het volmaakte voorbeeld van de manier waarop alle mensen hun leven behoren te leiden. Alle gebeden, zegens en priesterschapsverordeningen moeten in zijn naam worden verricht. Hij is de Heer der heren, de Koning der koningen, de Schepper, de Heiland en de God van de gehele aarde.
Jezus Christus zal terugkomen in macht en heerlijkheid om tijdens het millennium op aarde te regeren. Op de laatste dag zal Hij alle mensen oordelen (Alma 11:40–41 ; MJS 1 ).
Samenvatting van zijn leven (in chronologische volgorde)
Jezus’ geboorte en zending voorzegd, Luk. 1:26–38 (Jes. 7:14 ; 9:5–6 ; 1 Ne. 11 ).
Geboorte van Jezus, Luk. 2:1–7 (Matt. 1:18–25 ).
Zijn besnijdenis, Luk. 2:21 .
Zijn voorstelling in de tempel, Luk. 2:22–38 .
Het bezoek van de wijzen, Matt. 2:1–12 .
De vlucht naar Egypte, Matt. 2:13–18 .
De terugkeer naar Nazareth, Matt. 2:19–23 .
Bezoekt op twaalfjarige leeftijd de tempel, Luk. 2:41–50 .
Had broers en zussen, Matt. 13:55–56 (Mark. 6:3 ).
Zijn doop, Matt. 3:13–17 (Mark. 1:9–11 ; Luk. 3:21–22 ).
Door de duivel verzocht, Matt. 4:1–11 (Mark. 1:12–13 ; Luk. 4:1–13 ).
Roept zijn discipelen, Matt. 4:18–22 (Matt. 9:9 ; Mark. 1:16–20 ; 2:13–14 ; Luk. 5:1–11, 27–28 ; 6:12–16 ; Joh. 1:35–52 ).
Roeping en uitzending van de Twaalf, Matt. 10:1–4 (Mark. 3:13–19 ; Luk. 6:12–16 ).
De bergrede, Matt. 5–7 .
Voorzegt zijn eigen dood en opstanding, Matt. 16:21 (Matt. 17:22–23 ; 20:17–19 ; Mark. 8:31 ; 9:30–32 ; 10:32–34 ; Luk. 9:22 ; 18:31–34 ).
De verheerlijking (gedaanteverandering), Matt. 17:1–9 (Mark. 9:2–8 ; Luk. 9:28–36 ).
De uitzending van de zeventig, Luk. 10:1–20 .
De intocht in Jeruzalem, Matt. 21:1–11 (Mark. 11:1–11 ; Luk. 19:29–40 ; Joh. 12:12–15 ).
De instelling van het avondmaal, Matt. 26:26–29 (Mark. 14:22–25 ; Luk. 22:19–20 ).
Lijdt en bidt in Gethsémané, Matt. 26:36–46 (Mark. 14:32–42 ; Luk. 22:39–46 ).
Wordt verraden, aangehouden en verlaten, Matt. 26:47–56 (Mark. 14:43–53 ; Luk. 22:47–54 ; Joh. 18:2–13 ).
De kruisiging, Matt. 27:31–54 (Mark. 15:20–41 ; Luk. 23:26–28, 32–49 ; Joh. 19:16–30 ).
De opstanding, Matt. 28:1–8 (Mark. 16:1–8 ; Luk. 24:1–12 ; Joh. 20:1–10 ).
Verschijnt na zijn opstanding, Matt. 28:9–20 (Mark. 16:9–18 ; Luk. 24:13–48 ; Joh. 20:11–31 ; Hand. 1:3–8 ; 1 Kor. 15:5–8 ).
De hemelvaart, Mark. 16:19–20 (Luk. 24:51–53 ; Hand. 1:9–12 ).
Christus’ heerschappij in het millennium
Christus zal duizend jaar lang in gerechtigheid bij de mensen op aarde wonen, LV 29:11 (LV 43:29–30 ).
Onderwerp u aan de gevestigde macht, totdat Hij regeert wiens recht het is om te regeren, LV 58:22 (1 Kor. 15:25 ).
De heerlijkheid van Jezus Christus
De Zoon des Mensen zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader, Matt. 16:27 .
Verheerlijk Mij met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld er was, Joh. 17:5 .
De Heilige van Israël moet regeren met grote heerlijkheid, 1 Ne. 22:24 .
Wij hoopten op zijn heerlijkheid, Jakob 4:4 .
De Zoon van God komt in zijn heerlijkheid, Alma 5:50 .
Hij legde alle dingen uit, vanaf het begin tot het tijdstip dat Hij in zijn heerlijkheid zou komen, 3 Ne. 26:3 .
Mijn apostelen zullen, gelijk Ikzelf, in heerlijkheid gekleed zijn, LV 29:12 (LV 45:44 ).
Wij aanschouwden de heerlijkheid van de Zoon aan de rechterhand van de Vader, LV 76:19–23 .
Johannes heeft de volheid van mijn heerlijkheid gezien en ervan getuigd, LV 93:6 (Joh. 1:14 ).
Zijn gelaat straalde nog helderder dan de zon, LV 110:3 .
Zijn heerlijkheid rustte op mij en ik zag zijn gelaat, Moz. 1:1–11 .
Dit is mijn werk en mijn heerlijkheid, Moz. 1:39 .
De naam van Jezus Christus op ons nemen
Er is geen andere naam waardoor wij zalig kunnen worden, Hand. 4:12 (2 Ne. 31:21 ).
De apostelen waren verblijd dat zij waardig geacht waren omwille van zijn naam smaadheid te lijden, Hand. 5:38–42 .
Dit is zijn gebod: dat wij geloven in de naam van zijn Zoon Jezus Christus, 1 Joh. 3:23 .
Getuig dat u gewillig bent de naam van Christus op u te nemen door de doop, 2 Ne. 31:13 .
Ik wil dat u de naam van Christus op u neemt, Mos. 5:6–12 (Mos. 1:11 ).
Wie ook verlangde de naam van Christus op zich te nemen, sloot zich aan bij de kerk van God, Mos. 25:23 .
Allen die oprecht in Christus geloofden, namen de naam van Christus op zich, Alma 46:15 .
De poort van de hemel staat open voor hen die geloven in de naam van Jezus Christus, Hel. 3:28 .
Gezegend is hij die getrouw aan mijn naam wordt bevonden, Ether 4:19 .
Zij zijn gewillig de naam van de Zoon op zich te nemen, Mro. 4:3 (LV 20:77 ).
Getuigenissen gegeven van Jezus Christus
Paulus getuigt dat Jezus de Christus is, Hand. 18:5 .
Zelfs de boze geesten getuigden dat zij Jezus kenden, Hand. 19:15 .
Niemand kan zeggen: Jezus is de Heer, dan door de Heilige Geest, 1 Kor. 12:3 .
Elke knie zal zich buigen en elke tong zal belijden dat Jezus Christus de Heer is, Filipp. 2:10–11 .
Wij spreken over Christus, wij verheugen ons in Christus, wij prediken Christus, wij profeteren over Christus, 2 Ne. 25:26 .
Het Boek van Mormon heeft als doel de Joden en de andere volken ervan te overtuigen dat Jezus de Christus is, 2 Ne. 26:12 (Titelblad van het Boek van Mormon ).
De profeten en de Schriften getuigen van Christus, Jakob 7:11, 19 .
Zoek deze Jezus, over wie de profeten en de apostelen hebben geschreven, Ether 12:41 .
Wij zagen Hem en hoorden de stem getuigen dat Hij de Eniggeborene is, LV 76:20–24 .
Dit is eeuwige levens: God en Jezus Christus te kennen, LV 132:24 .
Wij geloven in God, de eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, Art. 1:1 .
Wij geloven dat Christus persoonlijk op aarde zal regeren, Art. 1:10 .
Hij onderdwees hen als gezaghebbende, Matt. 7:28–29 (Mark. 1:22 ).
De Zoon des Mensen heeft macht op de aarde zonden te vergeven, Matt. 9:6 .
Jezus geeft de onreine geesten met gezag bevel en zij zijn Hem gehoorzaam, Mark. 1:27 (Luk. 4:33–36 ).
Jezus stelde er Twaalf aan om macht te hebben, Mark. 3:14–15 .
Jezus’ woord was met gezag, Luk. 4:32 .
De Vader heeft heel het oordeel aan de Zoon gegeven, Joh. 5:22, 27 .
God heeft Jezus met de Heilige Geest en met kracht gezalfd, Hand. 10:38 .
Christus was van tevoren gekend, vóór de grondlegging van de wereld, 1 Petr. 1:20 (Ether 3:14 ).
Christus heeft de sleutels van het rijk van de dood en van de dood zelf, Openb. 1:18 .
Alle mensen zullen aan Christus onderworpen worden, 2 Ne. 9:5 .
Jezus Christus, de Zoon van God, is de Vader van hemel en aarde, de Schepper van alle dingen vanaf het begin, Hel. 14:12 .
Christus is volgens de wil van de Vader gekomen om zijn wil te doen, LV 19:24 .
Jezus ontving een volheid van de heerlijkheid van de Vader, en Hij ontving alle macht, LV 93:3–4, 16–17 (Joh. 3:35–36 ).
Het voorbeeld van Jezus Christus
Ik heb u een voorbeeld gegeven, Joh. 13:15 .
Ik ben de weg, de waarheid en het leven, Joh. 14:6 .
Christus heeft voor ons geleden; Hij laat ons zo een voorbeeld na, opdat u zijn voetstappen zou navolgen, 1 Petr. 2:21 .
Tenzij een mens het voorbeeld van de Zoon van de levende God volgt, kan hij niet worden gered, 2 Ne. 31:16 .
Ik wil dat u volmaakt bent zoals Ik, 3 Ne. 12:48 .
Dit zult u altijd nauwgezet doen zoals Ik het heb gedaan, 3 Ne. 18:6 .
Ik heb u een voorbeeld gegeven, 3 Ne. 18:16 .
De werken die u Mij hebt zien doen, die zult u eveneens doen, 3 Ne. 27:21, 27 .
Ware volgelingen van Jezus Christus zullen zijn zoals Hij, Mro. 7:48 .
Profetieën over de geboorte en dood van Jezus Christus
Samuel de Lamaniet profeteert een dag en een nacht en een dag waarin het niet donker zal zijn, een nieuwe ster en andere tekenen, Hel. 14:2–6 .
Samuel de Lamaniet profeteert duisternis, donderslagen, bliksemschichten en aardbevingen, Hel. 14:20–27 .
De tekenen van Jezus’ geboorte vervuld, 3 Ne. 1:15–21 .
De tekenen van Jezus’ dood vervuld, 3 Ne. 8:5–23 .
Verschijningen van Christus na zijn dood
Na zijn opstanding verschijnt Jezus eerst aan Maria, Mark. 16:9 (Joh. 20:11–18 ).
Jezus wandelt en spreekt met twee van de discipelen op de weg naar Emmaüs, Luk. 24:13–34 .
Jezus verschijnt aan de apostelen, die zijn handen en voeten aanraken, Luk. 24:36–43 (Joh. 20:19–20 ).
Jezus verschijnt aan Thomas, Joh. 20:24–29 .
Jezus verschijnt aan de discipelen bij de zee van Tiberias, Joh. 21:1–14 .
Na zijn opstanding onderwijst Jezus zijn apostelen veertig dagen lang, Hand. 1:2–3 .
Stefanus ziet Jezus staan aan de rechterhand van God, Hand. 7:55–56 .
Jezus verschijnt aan Saulus, Hand. 9:1–8 (BJS, Hand. 9:7 ; Hand. 26:9–17 ).
Christus gezien door meer dan vijfhonderd mensen, 1 Kor. 15:3–8 .
Joseph Smith en Sidney Rigdon zien Jezus aan de rechterhand van God, LV 76:22–23 .
Joseph Smith en Oliver Cowdery zien Jezus in de Kirtlandtempel, LV 110:1–4 .
Voorsterfelijk bestaan van Christus
In het begin was het Woord bij God. En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond, Joh. 1:1, 14 (1 Joh. 1:1–3 ).
Vóór Abraham geboren was, ben Ik, Joh. 8:58 .
Verheerlijk Mij, met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld er was, Joh. 17:5 .
Jesaja heeft voorwaar mijn Verlosser gezien, evenals ik en mijn broer Jakob Hem hebben gezien, 2 Ne. 11:2–3 .
Morgen kom Ik in de wereld, 3 Ne. 1:12–14 .
Christus was voor de wereld begon, 3 Ne. 26:5 (Joh. 6:62 ).
Zoals Ik er voor u uitzie, zo zal Ik aan mijn volk verschijnen in het vlees, Ether 3:14–17 .
Mijn geliefde Zoon, die mijn Geliefde en Uitverkorene is geweest vanaf het begin, Moz. 4:2 .
De Heer zei: Wie zal Ik zenden? En Een, gelijk de Zoon des Mensen, antwoordde: Hier ben Ik, zend Mij, Abr. 3:27 .
Zinnebeelden of symbolen van Christus
Abel brengt een offer van de eerstgeborenen van zijn kleinvee, Gen. 4:4 (Moz. 5:20 ).
Neem uw enige zoon, Izak, en offer hem als brandoffer, Gen. 22:1–13 (Jakob 4:5 ).
De Heer gebiedt de kinderen van Israël een lam zonder enig gebrek te offeren, Ex. 12:5, 21, 46 (Num. 9:12 ; Joh. 1:29 ; 19:33 ; 1 Petr. 1:19 ; Openb. 5:6 ).
Dit is het brood dat de Heer u te eten gegeven heeft, Ex. 16:2–15 (Joh. 6:51 ).
Sla op de rots en er zal water uitkomen, zodat het volk kan drinken, Ex. 17:6 (Joh. 4:6–14 ; 1 Kor. 10:1–4 ).
De bok draagt al hun ongerechtigheden op zich weg, Lev. 16:20–22 (Jes. 53:11 ; Mos. 14:11 ; 15:6–9 ).
Mozes plaatste een koperen slang op een staak om hen die ernaar wilden opkijken, te redden, Num. 21:8–9 (Joh. 3:14–15 ; Alma 33:19 ; Hel. 8:14–15 ).
Jona was drie dagen in het binnenste van de vis, Jona 1:17 (Matt. 12:40 ).