Hart Zie ook Gebroken hart; Wedergeboren, uit God geboren Een symbool van het gemoed en de wil van de mens, de figuurlijke bron van alle emoties en gevoelens. U zult de Heer liefhebben met heel uw hart, Deut. 6:5 (Deut. 6:3–7; Matt. 22:37; Luk. 10:27; LV 59:5). De Heer heeft een man naar zijn hart voor Zich uitgezocht, 1 Sam. 13:14. De mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Heer ziet het hart aan, 1 Sam. 16:7. Wie rein is van handen en zuiver van hart zal de berg van de Heer beklimmen en zegen ontvangen, Ps. 24:3–5 (2 Ne. 25:16). Zoals een man bedacht heeft bij zichzelf, zo zal hij zeggen, Spr. 23:7. Elia zal het hart van de vaders tot de kinderen terugbrengen en het hart van de kinderen tot hun vaders, Mal. 4:5–6 (Luk. 1:17; LV 2:2; 110:14–15; 138:47; GJS 1:38–39). Zalig de reinen van hart, Matt. 5:8 (3 Ne. 12:8). Uit de overvloed van het hart spreekt de mond, Luk. 6:45. Volg de Zoon met een volmaakt voornemen van hart, 2 Ne. 31:13. Bent u geestelijk uit God geboren en hebt u die machtige verandering in uw hart ondervonden, Alma 5:14. Breng de Heer als offer een gebroken hart en een verslagen geest, 3 Ne. 9:20 (3 Ne. 12:19; Ether 4:15; Mro. 6:2). Ik zal in uw gedachten en in en uw hart spreken door de Heilige Geest, LV 8:2.