Begrijpen, begrip Zie ook Kennis; Waarheid; Wijsheid Kennis verkrijgen of de betekenis gaan inzien van een waarheid, met inbegrip van de toepassing daarvan op het leven. Steun op je eigen inzicht niet, Spr. 3:5. Verwerf inzicht bij alles wat je verwerft, Spr. 4:7. Jezus sprak in gelijkenissen en sommigen begrepen het niet, Matt. 13:12–17. De Heer opende hun verstand, Luk. 24:45. Indien u deze woorden niet kunt begrijpen, zal het zijn doordat u niet vraagt, 2 Ne. 32:4 (3 Ne. 17:3). De kronieken werden bewaard opdat wij ze zouden kunnen lezen en begrijpen, Mos. 1:2–5. Wegens hun ongeloof konden zij het woord van God niet begrijpen, Mos. 26:3. Het waren mannen met een zuiver begrip, Alma 17:2–3. Het woord begint mijn verstand te verlichten, Alma 32:28. Laten wij tezamen redeneren, opdat u zult begrijpen, LV 50:10–12, 19–23. Ouders moeten hun kinderen leren begrijpen, LV 68:25. De werken en de verborgenheden van God kunnen alleen door de Heilige Geest worden begrepen, LV 76:114–116. Satan tracht het hart van de mensen te verblinden, zodat zij niet begrijpen, LV 78:10. Het licht van Christus verlevendigt ons verstand, LV 88:11.