Stem (1) Zie ook Openbaring In de Schriften wordt met stem soms een hoorbare boodschap bedoeld, afkomstig van de Heer of van zijn boodschappers. De stem van de Geest kan ook regelrecht tot het hart of het verstand worden gericht en dus niet fysiek hoorbaar zijn. Adam en Eva horen de stem van de Here God, Gen. 3:8 (Moz. 4:14). De Heer sprak tot Elia met de stem van een zachte stilte, 1 Kon. 19:11–13. De rechtvaardigen horen de stem van de goede Herder, Joh. 10:1–16. Iedereen die uit de waarheid is, geeft aan mijn stem gehoor, Joh. 18:37. Ik gehoorzaamde de stem van de Geest, 1 Ne. 4:6–18. Er kwam een stem tot mij, die zei: Enos, uw zonden zijn u vergeven, Enos 1:5. Het was een zachte stem van een volmaakte mildheid en zij drong door tot in het diepst van de ziel, Hel. 5:29–33 (3 Ne. 11:3–7). Hetzij door mijn eigen stem, hetzij door de stem van mijn dienstknechten, dat is hetzelfde, LV 1:38. Alles wat zij gedreven door de Heilige Geest spreken, zal de stem van de Heer zijn, LV 68:2–4. Iedere ziel die mijn stem gehoorzaamt, zal mijn aangezicht zien en weten dat Ik ben, LV 93:1.