Eerlijk, eerlijkheid Zie ook Onkreukbaarheid Oprecht, waarheidlievend en zonder bedrog zijn. Wie betrouwbaar handelen, zijn de Heer welgevallig, Spr. 12:22. Kom na wat u belooft, Pred. 5:3–4. Wij hebben de schandelijke, verborgen praktijken verworpen, 2 Kor. 4:1–2. Houd uw levenswandel goed, 1 Petr. 2:12. Wee de leugenaar, want hij zal in de hel worden neergeworpen, 2 Ne. 9:34. De Geest spreekt de waarheid en liegt niet, Jakob 4:13. Wie van zijn naaste leent, moet het geleende teruggeven, Mos. 4:28 (LV 136:25). Handel rechtmatig, oordeel rechtvaardig en doe goed, Alma 41:14. Laat ieder mens eerlijk handelen, LV 51:9. Allen die weten dat hun hart oprecht is, worden door Mij aanvaard, LV 97:8. Zoek naar eerlijke, wijze en goede mannen voor politieke functies, LV 98:4–10. Zoek ijverig om hetgeen uw naaste heeft verloren terug te kunnen geven, LV 136:26. Wij geloven eerlijk te moeten zijn, Art. 1:13.