Belijden, belijdenis
Het woord belijden wordt in de Schriften op minstens twee manieren gebruikt. Eén betekenis is openlijk voor een geloofsovertuiging uitkomen, zoals belijden dat Jezus de Christus is (Matt. 10:32; Rom. 10:9; 1 Joh. 4:1–3; LV 88:104);
Een andere betekenis is schuld of zonden belijden. Alle mensen moeten al hun zonden aan de Heer belijden en zijn vergeving verkrijgen (LV 58:42–43). Zo nodig moeten zonden worden beleden aan de persoon of personen tegen wie de zonde is bedreven. Ernstige zonden moeten worden beleden aan een kerkfunctionaris (in de meeste gevallen de bisschop).