Onsterfelijk, onsterfelijkheid Zie ook Heil; Jezus Christus; Opstanding; Sterfelijk, sterfelijkheid; Verzoenen, verzoening Als herrezen persoon voor eeuwig leven, niet onderworpen aan de lichamelijke dood. Hij is opgewekt, Mark. 16:6. Zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden, 1 Kor. 15:22. De dood is verslonden wanneer dit sterfelijke zich met onsterfelijkheid bekleed zal hebben, 1 Kor. 15:53–54. Christus heeft de dood tenietgedaan en de onvergankelijkheid gebracht, 2 Tim. 1:10. Onsterfelijkheid is het tot elkaar terugbrengen van de geest en het lichaam, 2 Ne. 9:13. Hun geest verenigt zich met hun lichaam en wordt onsterfelijk, om nooit meer te sterven, Alma 11:45. De getrouwen zullen bekroond worden met onsterfelijkheid en eeuwig leven, LV 75:5. De aarde zal geheiligd en onsterfelijk zijn, LV 77:1 (LV 130:9). Het is Gods werk en heerlijkheid de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen, Moz. 1:39.