Kennis Zie ook Begrijpen, begrip; Waarheid; Wijsheid Begrip en inzicht, in het bijzonder van de waarheid zoals de Geest die onderricht of bevestigt. De Heer is een alwetend God, 1 Sam. 2:3. De Heer is volmaakt in kennis, Job 37:16. De vreze des Heren is het beginsel van de kennis, Spr. 1:7. Wie kennis van zaken heeft, houdt zijn woorden in, Spr. 17:27. De aarde zal vol zijn van de kennis van de Heer, Jes. 11:9 (2 Ne. 21:9; 30:15). U hebt de sleutel van de kennis weggenomen, Luk. 11:52. De liefde van Christus gaat de kennis te boven, Efez. 3:19. Voeg aan uw geloof deugd toe, aan de deugd kennis, 2 Petr. 1:5. Nephi had grote kennis van Gods goedheid, 1 Ne. 1:1. Zij zullen hun Verlosser leren kennen, 2 Ne. 6:11. De rechtvaardigen zullen een volmaakte kennis hebben van hun rechtvaardigheid, 2 Ne. 9:14. De Geest geeft kennis, Alma 18:35. Daarin is uw kennis volmaakt, Alma 32:34. De Lamanieten zullen tot de ware kennis van hun Verlosser worden gebracht, Hel. 15:13. U kunt met volmaakte kennis weten dat het van God is, Mro. 7:15–17. De heiligen zullen grote schatten aan kennis vinden, LV 89:19. Zuivere kennis verruimt de ziel in grote mate, LV 121:42. Het is niet moeilijk voor wie de sleutels van het heilig priesterschap bezit om kennis van de feiten te verkrijgen, LV 128:11. Als iemand in dit leven kennis verkrijgt, zal hij daar voordeel bij hebben in de toekomende wereld, LV 130:19. Het is onmogelijk om in onwetendheid gered te worden, LV 131:6.