Opstand Zie ook Afval; Duivel; Morren; Zonde De Heer tarten of weerstaan, onder andere door te weigeren zijn gekozen leiders te volgen en door moedwillig zijn geboden te overtreden. Kom tegen de Heer niet in opstand, Num. 14:9. Een opstandige zoekt slechts het kwade, Spr. 17:11. Wee de opstandige kinderen, Jes. 30:1. De Heer verlost geen van hen die tegen Hem opstaan en in hun zonden sterven, Mos. 15:26. De Amlicieten kwamen in openlijke opstand tegen God, Alma 3:18–19. De weerspannigen zullen met veel smart worden doorboord, LV 1:3. De toorn van de Heer is ontbrand tegen de weerspannigen, LV 56:1 (LV 63:1–6). Satan stond tegen God op, Moz. 4:3.