Gelaat Het aangezicht van de mens, dat vaak de geestelijke houding en gemoedstoestand weerspiegelt. Hun gelaatsuitdrukking getuigt tegen hen, Jes. 3:9. De gelaatskleur van de koning veranderde, en zijn gedachten verschrikten hem, Dan. 5:6. Zijn gedaante was als een bliksem, Matt. 28:3. Zijn gelaat was zoals de zon, Openb. 1:16. Hebt u Gods beeld in uw gelaat ontvangen, Alma 5:14, 19. Ammon zag dat de gelaatsuitdrukking van de koning was veranderd, Alma 18:12. Het gelaat van de engel was als de bliksem, LV 20:6. Vast en bid met een blij hart en een opgewekt gelaat, LV 59:14–15. Zijn gelaat straalde nog helderder dan de zon, LV 110:3.