Vrede genieten en vrij zijn van ongerustheid en beroering. De Heer heeft zijn trouwe volgelingen zulke rust beloofd in dit leven. Tevens heeft Hij een plaats van rust voor hen bereid in het leven hierna.
Wij arbeidden, opdat zij zouden ingaan tot zijn rust, Jakob 1:7 (Hebr. 4:1–11 ).
Eenieder die zich bekeert, zal ingaan tot mijn rust, Alma 12:34 .
Buitengewoon velen waren er die rein werden gemaakt en tot de rust van de Heer ingingen, Alma 13:12–16 .
Het paradijs is een staat van rust, Alma 40:12 (Alma 60:13 ).
Niemand gaat tot zijn rust in behalve zij die hun kleren in mijn bloed hebben gereinigd, 3 Ne. 27:19 .
Verkondig bekering aan dit volk om met hen te kunnen rusten in het koninkrijk van mijn Vader, LV 15:6 (LV 16:6 ).
Zij die sterven, zullen van al hun arbeid rusten, LV 59:2 (Openb. 14:13 ).
De rust van de Heer is de volheid van zijn heerlijkheid, LV 84:24 .